Bij benoeming of herbenoeming van de commissaris van de Koning hebben Provinciale Staten het recht kandidaten aan te bevelen bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze mag slechts op zwaarwegende gronden afwijken van de aanbeveling, waarop als regel twee kandidaten staan. Het aanbevelingsrecht kan ook worden gebruikt om aan te dringen op ontslag van de commissaris als er sprake is van een verstoorde verhouding tussen de Staten en de commissaris. Ook dan mag de minister uitsluitend om zeer gegronde redenen afwijken. De minister moet de Staten altijd laten weten waarom hij een aanbeveling niet volgt.
Ook de gemeenteraad heeft het recht van aanbeveling bij
(her)benoeming en ontslag van de burgemeester.
Bevoegdheid van de commissaris van de Koning en/of Gedeputeerde Staten (GS) om aan een lager bestuurlijk college – bijvoorbeeld een gemeente of waterschap – opdracht te geven handelingen te verrichten of na te laten. De minister van Binnenlands Zaken en Koninkrijksrelaties kan het provinciebestuur aanwijzingen geven tot uitvoering van regels en bestuur, maar alleen als die bevoegdheid wettelijk vastligt.
Bevoegdheid van de commissaris van de Koning en/of Gedeputeerde Staten (GS) om aan een lager bestuurlijk college – bijvoorbeeld een gemeente of waterschap – opdracht te geven handelingen te verrichten of na te laten. De minister van Binnenlands Zaken en Koninkrijksrelaties kan het provinciebestuur aanwijzingen geven tot uitvoering van regels en bestuur, maar alleen als die bevoegdheid wettelijk vastligt.
Het recht om volksvertegenwoordigers te kiezen.
zie: bezwaar en beroep; bestuursgeschil; commissie voor beroep-
en bezwaarschriften; geschillenkamer.
College van Gedeputeerde Staten, waarin (vrijwel) alle fracties in de Staten zijn vertegenwoordigd, zodat het college steunt op een ruime meerderheid.
(zie ook: coalitie; Gedeputeerde Staten; meerderheidscollege; programmacollege)
Provinciale Staten bepalen hun eigen (vergader)agenda.
Gedeputeerde Staten of de commissaris kunnen verzoeken onderwerpen op de agenda te plaatsen.
Verplichtingen, verbod, toekenning van een recht of bevoegdheid, vastliggend in wet of andere regelgeving, die in beginsel voor iedereen gelden. Zowel de wetgever (regering en parlement)
als Provinciale Staten, gemeenteraad en bestuur van een waterschap kunnen een algemeen verbindend voorschrift geven. Zo’n voorschrift kan een verplichting zijn (zwembad sluiten
in verband met de kwaliteit van het water) of een verbod (zonder vergunning niet bouwen) of de toekenning van een recht (concessieverlening openbaar vervoer). Ook een bevoegdheid kan zo’n voorschrift zijn (B en W mogen een vergunning weigeren).
(zie ook: verordening)
De overheid moet in haar verkeer met de burgers zorgvuldig handelen, haar besluiten zonder vooringenomenheid nemen en goed motiveren, rechtsregels juist en consequent toepassen,
haar macht niet misbruiken, zorgen dat de burger op haar kan vertrouwen. Veel van deze gedragsregels zijn vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De burger kan zich in een conflict met de overheid op deze beginselen beroepen.
(zie ook: legaliteitsbeginsel)
Uitwerking van bepalingen uit een wet. De Raad van State moet advies uitbrengen voordat een AMvB kan worden vastgesteld. Vaststelling van een AMvB gebeurt bij koninklijk besluit (KB).
Aan het parlement wordt niet om een oordeel over een ontwerp-AMvB gevraagd, tenzij de wet dat voorschrijft. Soms steunt een AMvB niet op een wettelijke bepaling; dan wordt gesproken van een zelfstandige AMvB. Die kan geen strafbepalingen bevatten.
Onafhankelijk college dat alle ministeries en instellingen die met gemeenschapsgeld wettelijke taken van het Rijk uitvoeren, zoals zelfstandige bestuursorganen (zbo’s), controleert op rechtmatigheid en doelmatigheid. Kloppen inkomsten en uitgaven, wordt het beleid uitgevoerd zoals de bedoeling was en worden de gestelde doelen bereikt ? Ook controleert de rekenkamer de besteding van Europese gelden in Nederland. Binnen de grenzen van de wet bepaalt de rekenkamer zelf wat en hoe zij onderzoekt. Kabinet noch parlement heeft daarop invloed.
(zie ook: gemeenschappelijke provinciale rekenkamer)
De provincies worden in belangrijke mate gefinancierd uit middelen van de centrale overheid. In het provinciefonds, onderdeel van de rijksbegroting, wordt jaarlijks een bedrag opgenomen voor algemene uitkeringen aan de provincies. Niet alle provincies krijgen hetzelfde bedrag. De hoogte van de algemene uitkering per provincie wordt berekend met behulp van verdeelmaatstaven: criteria als oppervlakte, bodemgebruik, aantal inwoners van een provincie, bevolkingsdichtheid. Ook met verschillen in belasting-capaciteit – bijvoorbeeld; hoeveel komt er aan opcenten binnen –
en noodzakelijke uitgaven wordt rekening gehouden. Provincies kunnen ook in aanmerking komen voor specifieke uitkeringen.
(zie ook: accres; brede doeluitkering, trap op trap af)
Normen waaraan het openbaar bestuur zich dient te houden in zijn relatie met de burger – waarborgen voor behoorlijk bestuur – zijn bij elkaar gebracht in de Awb. De wet bepaalt onder meer welke voorschriften de overheid in acht moet nemen bij het nemen en bekendmaken van besluiten, hoe bezwaar- en beroepsprocedures moeten worden ingericht, welke regels gelden voor inspraak, hoe de overheid moet omgaan met vertrouwelijke gegevens (geheimhoudingsplicht) en hoe een burger bij de bestuursrechter kan procederen tegen de overheid.
Het college van GS kan het nemen van besluiten (tijdelijk) opdragen aan ambtenaren. Het kan daarbij niet gaan om vèrstrekkende of bestuurlijk/politiek gevoelig liggende besluiten.
Het college blijft verantwoordelijk voor de besluiten.
(zie ook: attributie; bestuurlijk mandaat; delegatie)
Voordat zij hun ambt kunnen uitoefenen moeten de commissaris van de Koning, gedeputeerden, de ombudsman en leden van de rekenkamer de eed (verklaring, belofte) afleggen. De koning beëdigt de commissaris. Gedeputeerden, ombudsman en leden van de rekenkamer worden door de voorzitter van de Staten (als regel de commissaris) beëdigd in een vergadering van de Staten.
(zie ook: beëdiging)
De commissaris van de Koning heeft naast zijn taken voor de provincie ook verplichtingen die hem zijn opgedragen door de regering. Hij is dus zowel provinciaal- als rijksorgaan. Bij het vervullen van die rijkstaken heeft hij zich te houden aan de voorschriften in de ambtsinstructie. In de Provinciewet en in de instructie (een algemene maatregel van bestuur) wordt onder meer bepaald dat de commissaris:
zorgt voor goede samenwerking tussen de besturen van de provincie, gemeenten en waterschappen met rijksambtenaren die in de provincie werken, militairen inbegrepen;
regelmatig alle gemeenten in de provincie bezoekt en de minister van Binnenlandse Zaken op de hoogte houdt van de gang van zaken in gemeenten;
de voorbereiding van de civiele verdediging coördineert;
bij rampen, zware ongevallen of ordeverstoring aanwijzingen geeft voor samenwerking tussen provincie, gemeenten en waterschappen;
zorgt voor een ordelijk verloop van de procedures bij
(her)benoeming of ontslag van burgemeesters.
Elk Statenlid kan voorstellen indienen tot wijziging van een ontwerp-besluit en/of ontwerp-verordening. Wordt het amendement aangenomen, dan rest de indiener van het ontwerp niets anders dan de wijziging te aanvaarden of het ontwerpbesluit of -verordening in te trekken voordat het in stemming wordt gebracht.
Wanneer de centrale overheid wetten of algemene maatregelen van bestuur heeft uitgevaardigd die eerder afgekondigde provinciale verordeningen overlappen, vervallen die verordeningen auto-matisch. De centrale regelingen komen er dus voor in de plaats.
(zie ook: concordantie van wetgeving; posterieure verordeningen)
Het bij wettelijk voorschrift in het leven roepen en toedelen van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Artikel 127 van de Grondwet is een duidelijk voorbeeld van attributie: ‘Provinciale Staten en de gemeenteraad stellen, behoudens bij de wet of door hen krachtens de wet te bepalen uitzonderingen, de provinciale onderscheidenlijk de gemeentelijke verordeningen vast.’ De wet kan ook nieuwe bevoegdheden scheppen en deze vervolgens overdragen aan een bestuursorgaan.
Een belangrijk kenmerk van de decentrale eenheidsstaat die Nederland is. De Grondwet garandeert dat provincie- en gemeentebesturen zelfstandig, zonder inmenging van de rijksoverheid, hun huishouding besturen. Alleen bij wet of krachtens de wet kan inbreuk op dat recht worden gemaakt.
(zie ook: decentralisatiebeginsel; gesloten huishouding;
open huishouding; medebewind; toezicht)
Bij de installatie in hun bestuurlijk ambt of politieke functie moeten de commissaris van de Koning, gedeputeerden, de ombudsman, leden van de rekenkamer en leden van Provinciale Staten een wettelijk voorgeschreven tekst uitspreken: de eed, belofte of verklaring. Het eerste deel van de formule wordt de zuiveringseed genoemd; het tweede de ambtseed. In de zuiveringseed verklaart men dat men om de functie te krijgen aan niemand een gunst of gift heeft gegeven of beloofd. Ook dat men van niemand een geschenk of belofte heeft aangenomen of zal aannemen om in functie iets te doen of na te laten. In de ambtseed zweert of belooft men trouw aan de Grondwet, zich aan de wet te houden en zijn plichten naar eer en geweten te zullen vervullen. Inhoudelijk is er geen verschil tussen eed, verklaring of belofte. Het hangt samen met iemands levensovertuiging of hij de tekst: ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ wil uitspreken. Ook bij herbenoeming of herverkiezing moet de eed (belofte, verklaring) worden afgelegd.
(zie ook: ambtsaanvaarding; geloofsbrief)
De begroting van een provincie is samengesteld uit de beleids-begroting en de financiële begroting.
De beleidsbegroting geeft inzicht in de plannen voor het komende begrotingsjaar, de kosten daarvan en hoe die te financieren (het programmaplan).
De financiële begroting geeft het overzicht van baten en lasten en een uiteenzetting van de financiële positie van de provincie.
Tegelijk met de ontwerpbegroting dienen Gedeputeerde Staten de meerjarenraming, het jaarverslag en de jaarrekening in bij Provinciale Staten in. Bij de stukken hoort ook een accountantsverklaring over de rechtmatigheid van het gevoerde financiële beleid en de betrouwbaarheid van de verstrekte gegevens.
De Provinciewet schrijft voor dat de Staten erop moeten toezien dat de begroting in evenwicht is. Als regel dus geen begrotingstekort. Daarvan kan worden afgeweken als aannemelijk is dat een tekort in ‘de eerstvolgende jaren’ zal worden weggewerkt. Dat moet blijken uit de meerjarenraming, die geldt voor de drie jaren na het begrotingsjaar.
De wijze waarop de begroting en de daarbij behorende stukken moeten worden ingericht, is door de rijksoverheid aan de provincies voorgeschreven bij Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, BBV)
Over het tijdstip waarop een ontwerpbegroting moet worden ingediend, is niets vastgelegd. De enige datum waarmee rekening moet worden gehouden is 15 november. Uiterlijk op die datum moet de door Provinciale Staten vastgestelde begroting ter kennis zijn gebracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die het recht van goedkeuring heeft. Dat recht kan hij overigens alleen in bijzondere omstandigheden doen gelden. Met het oog op de datum van 15 november en om de Staten voldoende tijd te geven om de begroting te behandelen, wordt in de meeste provincies de ontwerpbegroting in september ingediend.
(zie ook: budgetrecht; goedkeuring begroting; indemniteitsbesluit)
Het begrotingsjaar van de provincie is gelijk aan het kalenderjaar.
Besluiten van het provinciebestuur, die algemeen verbindend zijn
(in beginsel voor iedereen gelden), worden pas van kracht na bekendmaking in het provinciaal blad. Het kan daarbij gaan om regelingen, verordeningen, procedures. Iedereen moet van de bekendmaking kennis kunnen nemen. Tenzij in het besluit een andere datum is opgenomen, treden besluiten in werking op de achtste dag na de bekendmaking. Besluiten moeten ook kosteloos ter inzage liggen of in afschrift tegen betaling verkrijgbaar zijn. Digitale bekendmaking voldoet ook aan de voorschriften.
zie: eigen belastinggebied.
Het vaststellen van een beleidskader voor belangrijke bestuurs-taken van de provincie is één van de mogelijkheden van Provinciale Staten om invloed uit te oefenen op het beleid. Door een beleidskader kunnen de Staten bijvoorbeeld aan Gedeputeerde Staten opdracht geven om visie te ontwikkelen op bepaalde dossiers.
(zie ook: omgevingsplan; structuurvisie)
Regels die een bestuursorgaan kan opstellen voor de wijze waarop het zijn bevoegdheden uitoefent. Het zijn geen algemeen
verbindende voorschriften maar ze zijn ook niet vrijblijvend.
Ze binden bestuurders en burgers kunnen zich erop beroepen.
Ze bevorderen rechtszekerheid, consistentie en zorgvuldigheid
van beleid.
Schriftelijke rapportage van het door het provinciebestuur gevoerde beleid op één of meer beleidsterreinen. Tot het opstellen van een beleidsverslag kan de rijksoverheid het provinciebestuur krachtens de wet verplichten.
zie: beëdiging.
De Provinciewet draagt Gedeputeerde Staten op te bemiddelen in geschillen tussen gemeenten, waterschappen en organen van gemeenschappelijke regelingen. GS moeten ook proberen geschillen tussen één of meer gemeentebesturen, die deelnemen aan een gemeenschappelijke regeling, of tussen die besturen en het bestuur van het gemeenschappelijk orgaan ‘in der minne te doen bijleggen’. GS kunnen deze rol op allerlei manieren invullen, bijvoorbeeld door mediatie.
De procedures die gevolgd moeten worden bij benoeming, herbenoeming of ontslag van de burgemeester zijn in hoofdlijnen gelijk aan die voor benoeming van de commissaris van de Koning.
De regels liggen vast in de Gemeentewet en de ambtsinstructie.
De commissaris overlegt met de gemeenteraad, een vertrouwenscommissie uit de raad spreekt met kandidaten. De raad stelt de aanbeveling vast. De commissaris geeft aan de minister van Binnenlandse Zaken advies over de aanbeveling. Op voordracht van de minister benoemt de Kroon de burgemeester. Gaat het om grotere gemeenten (boven 50.000 inwoners) dan legt de minister de voordracht die hij wil doen eerst voor aan het kabinet. Ook bij herbenoeming of ontslag is het de commissaris die met de raad overlegt.
De procedures die gevolgd moeten worden bij benoeming,
herbenoeming of ontslag van de commissaris van de Koning
liggen vast in de Provinciewet.
Bij benoeming verloopt de procedure langs deze lijnen:
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties praat met Provinciale Staten over de eisen die aan kandidaten gesteld moeten en kunnen worden;
de Staten stellen uit hun midden een vertrouwenscommissie in.
De Staten kunnen één of meer gedeputeerden tot adviseur(s)
van de commissie benoemen;
de minister ontvangt, beoordeelt en selecteert kandidaten.
Hij laat de vertrouwenscommissie weten welke kandidaten naar zijn inzicht in beginsel geschikt zijn voor benoeming. Hij geeft
over elke kandidaat zijn oordeel. Desgevraagd laat hij de commissie weten welke kandidaten niet door zijn selectie kwamen en waarom;
de commissie voert gesprekken met de kandidaten. In eerste instantie met de door de minister geselecteerden. Het staat
haar echter vrij om ook met niet-geselecteerden te spreken.
Door tussenkomst van de minister kan de commissie nadere informatie over kandidaten inwinnen;
de vertrouwenscommissie maakt een ontwerpaanbeveling voor Provinciale Staten, die uiteindelijk beslist welke twee kandidaten aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zullen worden aanbevolen. Als er volgens de Staten sprake is van een ‘bijzonder geval’ kan slechts één kandidaat worden aanbevolen. De minister moet dan wel de opvatting van de Staten onderschrijven. Doet hij dat niet dan zal hij Provinciale Staten om een andere aanbeveling vragen;
de minister volgt als regel de aanbeveling van Provinciale Staten, ook wat de volgorde van de kandidaten betreft. Doet hij dat op ‘zwaarwegende gronden’ niet, dan moet hij dat gemotiveerd aan de Staten melden;
op voordracht van de minister benoemt de Kroon de commissaris.
Bij herbenoeming overlegt de minister met Provinciale Staten over het functioneren van de commissaris. Daarna doen de Staten een aanbeveling. De minister mag slechts van de aanbeveling afwijken op ‘zwaarwegende gronden’.
Bij voorgenomen ontslag vanwege ‘een verstoorde verhouding’ tussen de commissaris en Provinciale Staten – bij mogelijk andere ontslaggronden worden de Staten niet betrokken – overlegt de minister met de Staten over de gerezen problemen. Wanneer Provinciale Staten bij hun opvatting blijven, stellen zij een aan-beveling tot ontslag op. De minister mag slechts op zwaar-wegende gronden afwijken van de aanbeveling.
Vanaf het moment waarop de vertrouwenscommissie is ingesteld, doet zij haar werk achter gesloten deuren. Ook de beslissende vergadering van Provinciale Staten over het opstellen van een aanbeveling is niet openbaar. Na die vergadering mag wel bekend gemaakt worden wie er als eerste op de aanbeveling staat. Bij herbenoeming of ontslag gebeurt het overleg met de minister ook achter gesloten deuren. De uiteindelijke aanbeveling is openbaar.
Alle achter gesloten deuren gehouden beraadslagingen en alle gewisselde stukken vallen onder de geheimhoudingsplicht.
Europese regelgeving kan ook voor provincies gevolgen hebben. Daarom is het van belang dat de provincies in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken zijn bij de coördinatie van het Nederlandse beleid op Europees terrein. Om die reden vertegenwoordigt het Interprovinciaal Overleg (IPO) de provincies in het interdepartementaal overleg over nieuwe voorstellen van de Europese Commissie.
(zie ook: kenniscentrum Europa decentraal)
Besluit met individuele en concrete strekking dat rechten en/of plichten geeft aan één of meer personen of groepen van personen (bijvoorbeeld een milieuvergunning, een subsidietoekenning)
Sinds de wijzigingen – per 10 oktober 2010 – in de staatkundige structuur van de voormalige Nederlandse Antillen, vormen de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de zogenoemde
BES-eilanden, openbare lichamen met de status van bijzondere gemeenten. Ze zijn niet ingedeeld bij een Nederlandse provincie. Ze horen bij het land Nederland. Een door Nederland aangewezen Rijksvertegenwoordiger, die kantoor houdt op Bonaire, vervult
een bestuurlijke rol vergelijkbaar met die van de commissaris
van de Koning.
(zie ook: Koninkrijk der Nederlanden)
Als in een vergadering van Gedeputeerde Staten de stemmen staken, wordt er opnieuw gestemd. Staken de stemmen weer, dan geeft de stem van de voorzitter (de commissaris) de doorslag. Deze regel geldt niet wanneer het gaat over personen (benoemingen, voordrachten, aanbevelingen). Ook de burgemeester heeft, op dezelfde voorwaarden, een beslissende stem in het college van B en W.
Schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die leidt tot wijziging van rechten en/of plichten van burgers.
Van vergaderingen van Gedeputeerde Staten wordt als regel een besluitenlijst gemaakt die openbaar is. Van openbaarheid kan worden afgeweken op grond van in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) opgenomen uitzonderingen, zoals economische of financiële belangen van de provincie, bescherming van de persoonlijke levenssfeer, opsporing en vervolging van strafbare feiten, onevenredige bevoordeling of benadeling van (rechts)personen. Overigens kunnen Provinciale Staten regelen welke beslissingen van GS aan de Staten gemeld moeten worden en in welke gevallen met terinzagelegging kan worden volstaan.
Gedeputeerde Staten kunnen een deel van hun gezamenlijke beslissingsbevoegdheid overdragen aan één of meer leden van het college, de commissaris inbegrepen. Het college als geheel blijft, anders dan bij delegatie, verantwoordelijk voor elk besluit dat de gemandateerde neemt.
(zie ook: ambtelijk mandaat; attributie; geschillenkamer)
Met enige regelmaat wordt overleg gevoerd tussen het kabinet en de besturen van het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen over onder meer bekostiging van de taken van provincies en gemeenten. Dit overleg is een uitvloeisel van de Code interbestuurlijke verhoudingen. Het is overigens niet het enige overleg met het kabinet. Ook op vele andere beleidsonderdelen wordt met leden van het kabinet gesproken.
Afspraken tussen de centrale overheid (Rijk) en decentrale overheden (provincies, gemeenten, waterschappen) over het te voeren overheids-beleid dat provincies, gemeenten en waterschappen aangaat.
Zo’n akkoord wordt meestal bij het begin van een kabinetsperiode afgesloten, zodat nadere afspraken kunnen worden gemaakt over uitvoering van het regeerakkoord. Bestuursakkoorden kunnen worden gesloten tussen de centrale overheid en de decentrale overheden gezamenlijk of tussen de centrale overheid en één decentrale overheid, bijvoorbeeld de provincies. In 2012 zijn
afspraken gemaakt in het Bestuursakkoord Natuur over de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies.
(zie ook: natuurpact)
Gedeputeerde Staten of Provinciale Staten kunnen (een deel van) hun bevoegdheden overdragen aan een bestuurscommissie. Is een commissie ingesteld door GS dan hebben daarin alleen GS-leden zitting. In door Provinciale Staten ingestelde commissies kunnen ook niet-Statenleden (maar geen gedeputeerden) zitting hebben. Bestuurscommissies zijn verantwoording schuldig aan het college
dat hen heeft ingesteld. Voor het doen en laten van een door GS ingestelde commissie blijven gedeputeerden verantwoordelijk tegenover Provinciale Staten.
Wanneer provinciale verordeningen worden overtreden, kan het provinciebestuur bestuursdwang toepassen. Dat betekent dat van de overtreder kan worden geëist de overtreding ongedaan te maken. Wordt aan dat bevel geen gevolg gegeven, dan kan het provinciebestuur zelf aan de overtreding een einde maken, bijvoorbeeld door, op kosten van de overtreder, slopen van een illegaal bouwwerk, sluiten van een bedrijf dat werkt zonder of in strijd met milieuvergunningen. Voordat het zover komt staat beroep op de rechter open. Ook het recht om een woning of bedrijf binnen te treden of te verzegelen valt onder de bevoegdheid tot het uitoefenen van bestuursdwang.
Als het gaat om wettelijke regels die het provinciebestuur uitvoert, hebben Gedeputeerde Staten de bevoegdheid bestuursdwang toe te passen. Gaat het om regels die de commissaris uitvoert, dan heeft hij die bevoegdheid. Alleen als de bevoegdheid uitdrukkelijk aan haar is overgedragen, kan ook een bestuurscommissie dwang toepassen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties kan, wanneer Gedeputeerde Staten of de commissaris van de koning hun taak verwaarlozen, in naam van en op kosten van de provincie bestuursdwang toepassen.
Geschillen tussen bestuursorganen onderling – bijvoorbeeld tussen een gemeente en Gedeputeerde Staten – en tussen bestuursorganen en (groepen van) burgers. In de praktijk wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten van geschillen:
zuiver bestuursgeschil: geschillen waarbij alleen bestuursorganen of openbare lichamen partij zijn;
onzuiver bestuursgeschil: geschillen waarbij zowel bestuurs-organen als particulieren belanghebbend zijn en in beroep zijn gegaan;
pseudozuiver bestuursgeschil: geschillen waarbij alleen bestuursorganen zijn betrokken en beroep hebben ingesteld terwijl ook andere belanghebbenden dat hadden kunnen doen.
(zie ook: bemiddelaarsrol; bezwaar en beroep; commissie voor beroep- en bezwaarschriften; Raad van State)
Onderdeel van een bij wet ingestelde organisatie, zoals de Staat, de provincie, de gemeente, het waterschap. Ook: een persoon die of een college dat is bekleed met openbaar gezag, zoals de commissaris van de Koning, Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten, of een belastinginspecteur en een schoolbestuur, die overheidstaken uitvoeren en besluiten kunnen nemen op basis waarvan rechten
of plichten voor de burger kunnen ontstaan. Hoewel zij aan de definitie van bestuursorgaan voldoen, is bij wet bepaald dat bijvoorbeeld de Eerste en de Tweede Kamer, de rechterlijke macht, de Raad van State, de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman en hun leden, griffiers en secretarissen geen bestuursorganen zijn. Ook de secretaris en de griffier in een provincie zijn geen bestuursorganen.
(zie ook: bevoegd gezag)
(Overheids)orgaan of -functionaris met controlerende en/of handhavende functie, bevoegd tot het nemen van besluiten.
Het Rijk, het provinciebestuur, het gemeentebestuur, het bestuur
van een waterschap zijn bevoegd gezag. Maar bijvoorbeeld ook
een schoolbestuur. In de praktijk is bevoegd gezag een andere aanduiding voor bestuursorgaan.
De bezoldiging en ambtstoelage van de commissaris van de Koning en van gedeputeerden worden geregeld in het rechtspositiebesluit decentrale ambtsdragers. Leden van Provinciale Staten krijgen geen bezoldiging maar een vergoeding. De grondslag daarvan is in het rechtspositiebesluit geregeld. Provinciale Staten kunnen daar bovenop bij verordening tot aanvullende vergoedingen besluiten, die echter aan een maximum zijn gebonden.
Tegen een besluit – of uitblijven van een besluit – van een bestuursorgaan kan een belanghebbende burger, vereniging, stichting of andere rechtspersoon bezwaar aantekenen bij het orgaan dat het besluit nam of naliet te nemen. Wanneer men het niet eens is met de beslissing op het bezwaar, kan men in beroep gaan bij de (bestuurs)rechter. Tegen de beslissing van de rechter kan men in hoger beroep bij onder meer de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
(zie ook: bestuursgeschil; commissie beroep- en bezwaarschriften; geschillenkamer)
Uitvoeringsorganisatie van de twaalf provincies, opgericht per 1 januari 2014, onder verantwoordelijkheid van het IPO-bestuur. Waar het IPO zich als belangenorganisatie richt op beleidsvorming en advies daar staat BIJ12 voor uitvoering van beleid, voor infor-matievoorziening en kennisontwikkeling. BIJ12 kan ook opdrachten uitvoeren voor het Rijk en organisaties die op dezelfde en/of aanverwante beleidsterreinen werkzaam zijn (ketenpartners).
De nog jonge organisatie kent tot nu toe vier werkeenheden (units): GBO provincies, Faunafonds, Natuurinformatie en-Beheer en PAS-bureau. Dat BIJ12 zich nu nog vooral bezig houdt met natuur heeft te maken met de decentralisatie van het natuurbeleid van
het Rijk naar de provincies. In het kader daarvan zijn taken over-gedragen, waarbij gezamenlijke uitvoering voor de hand ligt.
De uitdrukking bij wet geeft aan dat regering en Staten-Generaal de bevoegdheid hebben om bij wet voorschriften te geven. Het is bij uitsluiting van anderen hun taak als formele wetgever. De term krachtens de wet betekent dat de bevoegdheid tot regelgeving door de wetgever kan worden overgedragen aan andere regel-gevers dan de formele wetgever, bijvoorbeeld Provinciale Staten of de gemeenteraad.
zie: veiligheidsregio’s
Een uitkering van de centrale overheid aan een provincie, een gemeente of een wettelijk samenwerkingsorgaan voor uitvoering van beleid in medebewind. Is een vorm van een specifieke uitkering. Omdat het beleid dat moet worden uitgevoerd breder is en meer raakvlakken heeft met beleid op aanpalend terrein is er onder het regiem van een BDU meer beleidsruimte dan bij een specifieke uitkering voor een enkelvoudiger beleid. Maar in beide modellen moet over het gevoerde beleid en de besteding van de gelden verantwoording aan de centrale overheid worden afgelegd. Een belangrijke brede doeluitkering is die voor vervoer, verkeer en bereikbaarheid. Deze wordt uitgekeerd aan de provincies en de twee vervoerregio’s. Op 1 januari 2016 zal de BDU-verkeer en vervoer voor de provincies worden opgenomen in het Provinciefonds en komt daarmee als specifieke uitkering te vervallen.
Recht van Provinciale Staten om de begroting van de provincie vast te stellen, te wijzigen of te verwerpen.
Voorzitter van de gemeenteraad en van het college van Burgemeester en Wethouders. De burgemeester is niet het hoofd van de gemeente; dat is de gekozen volksvertegenwoordiging, de gemeenteraad.
De burgemeester moet toezien op de kwaliteit en de zorgvuldigheid van het gemeentelijk beleid. Hij bevordert de eenheid van het beleid van B en W. Hij heeft eigen bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid. Heeft alleen in het college stemrecht en daar, in zaken die niet over personen gaan, een doorslaggevende stem als de stemmen staken.
De burgemeester wordt op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door de Kroon
benoemd voor zes jaar met de mogelijkheid van herbenoeming.
Hij kan in functie blijven tot hij 70 jaar wordt.
(zie ook: benoeming; herbenoeming; ontslag burgemeester)
Mogelijkheid om Provinciale Staten te verplichten over een door kiesgerechtigde inwoners van de provincie aangedragen onderwerp een discussie te voeren en een standpunt te bepalen.
De voorwaarden waaraan het initiatief moet voldoen en de wijze van behandeling verschillen per provincie. Ze zijn te vinden in provinciale verordeningen. Daarin staat onder meer hoeveel kiezers minimaal het initiatief moeten steunen (500, 1000 of een ander aantal). Ook kan daarin worden bepaald dat het initiatief alleen mag gaan over zaken die tot de bevoegdheid van de Staten behoren; dat het niet mag gaan over bijvoorbeeld provinciale belastingen, over klachten en/of bezwaren tegen het provincie-bestuur, over zaken in de persoonlijke levenssfeer en over onderwerpen waarover de Staten tijdens de lopende zittingsperiode al hebben besloten. Ook Tweede Kamer en gemeenten kennen het burgerinitiatief.
Tegelijk met het jaarverslag van Gedeputeerde Staten brengt de commissaris van de Koning aan Provinciale Staten een burgerjaar-verslag uit. Daarin moet hij rapporteren over de provinciale dienstverlening en de kwaliteit van procedures voor burger-participatie.
Deze term staat voor de rijksoverheid. Wordt gebruikt om het verschil aan te geven met de decentrale overheden, zoals provincies, gemeenten, waterschappen.
Bij verkiezingen van volksvertegenwoordigingen fungeert een centraal stembureau als hoogste orgaan. Bij verkiezingen van Provinciale Staten is het hoofdstembureau in de provinciehoofdstad centraal stembureau. Bij gemeenteraadsverkiezingen is het hoofdstembureau in de gemeente tevens centraal stembureau.
De Kiesraad is centraal stembureau bij verkiezing van de Eerste Kamer, de Tweede Kamer en het Europees Parlement.
Bij Statenverkiezingen is de burgemeester van de provinciehoofdstad voorzitter van het centraal stembureau. Gedeputeerde Staten benoemen een plaatsvervangend voorzitter en drie leden en hun plaatsvervangers.
Een centraal stembureau beslist over de geldigheid van kandidatenlijsten; het kan kandidaten die niet voldoen aan wettelijke voorschriften van een lijst schrappen; het nummert de lijsten. Het centraal stembureau stelt in een openbare zitting de uitslag vast.
(zie ook: kiesdeler; kiesdrempel; kieskring; kiesraad; kiesrecht; kiesstelsel; kieswet)
Verzamelnaam van in Gedeputeerde Staten vertegenwoordigde politieke partijen, die zetels in Provinciale Staten hebben en van fracties in Provinciale Staten die zich hebben gebonden aan een gemeenschappelijk programma.
Fractie in Provinciale Staten (Tweede Kamer, gemeenteraad) die zich door programmatische afspraken met andere fracties heeft gebonden aan het te voeren beleid.
(zie ook: meerderheidscollege; programmacollege)
Kabinet, IPO, als vertegenwoordiger van de provincies, en VNG, als vertegenwoordiger van de gemeenten, en de Unie van Waterschappen (UvW) hebben hun relatie en de wijze waarop zij met elkaar omgaan vastgelegd in een code. Daarin is een groot aantal algemene uitgangspunten geformuleerd, deels ‘vertaling’ van in wetten vastgelegde gedragsregels in het onderlinge verkeer.
Uitgangspunt van de code is een zo groot mogelijke beleidsvrijheid voor de decentrale overheden (decentraal wat kan, centraal wat moet), financiering via de algemene uitkeringen, vermindering van regels.
In de code is sinds enige tijd ook vastgelegd dat het Rijk en de decentrale overheden in een zo vroeg mogelijke fase van voor-bereiding van Europese regelgeving met elkaar overleggen om de beleidsvoornemens te beoordelen op bestuurlijke en financiële gevolgen voor provincies, gemeenten en waterschappen.
Met die aanvulling op de code zijn in feite de afspraken die al langer gelden op het nationale vlak vertaald naar Europa.
(zie ook: bestuurlijk overleg financiële verhoudingen Bofv)
Dagelijks bestuur van een gemeente. Belast met beleidsvoorbereidende taken en uitvoerende bevoegdheden. De leden van het college zijn geen lid van de gemeenteraad. Wel is de burgemeester voorzitter van de raad. Wethouders worden benoemd door de raad. Zij hoeven bij hun benoeming niet in de gemeente te wonen.
De raad kan hen toestaan nog een jaar elders te wonen en kan
die toestemming telkens met maximaal een jaar verlengen.
Dagelijks bestuur van de provincie bestaande uit de commissaris van de Koning als stemhebbend voorzitter en de door Provinciale Staten gekozen gedeputeerden (ten minste 3, ten hoogste 7 of, bij deeltijd, ten hoogste 9). Het college van GS heeft beleidsvoorbereidende en uitvoerende bevoegdheden, voert medebewind, oefent toezicht uit op gemeentebesturen en houdt toezicht op waterstaatswerken die niet onder het rijk vallen. In naam van de provincie kunnen GS juridisch bindende besluiten nemen en rechtszaken voeren. GS zijn verantwoordelijk voor de ambtelijke organisatie van de provincie (met uitzondering van de griffie). De leden van het college zijn geen lid van Provinciale Staten. Bij hun benoeming hoeven zij niet in de provincie te wonen. Wel wordt verwacht dat zij zich zo snel mogelijk in de provincie vestigen. De Staten kunnen hen toestemming geven een jaar elders te wonen. In bijzondere gevallen kan die toestemming telkens met maximaal een jaar worden verlengd.
Het college van B en W en het college van Gedeputeerde Staten vormen een collegiaal bestuur dat doorgaans werkt op basis van een gezamenlijk programma (coalitie). De leden van het bestuurscollege zijn gezamenlijk en ieder afzonderlijk verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op het gevoerde beleid. Ieder besluit moet zijn genomen door of onder verantwoordelijkheid van het college.
Een kabinet, hoewel als regel ook regerend op basis van een programma, is geen collegiaal bestuur omdat voor elke minister (en staatssecretaris) de individuele ministeriële verantwoordelijkheid geldt.
Provincies en gemeenten zijn vertegenwoordigd in het comité van
de regio’s, adviesorgaan binnen de Europese Unie.
De Raad van de Europese Unie (vergadering van nationale
vakministers), de Europese Commissie en het Europees Parlement zijn verplicht het comité advies te vragen over Europees beleid
dat rechtstreeks betrekking heeft op verantwoordelijkheden van regionale en/of lokale overheden. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om sociaal en economisch beleid, vervoer, volksgezondheid, milieu, cultuur en onderwijs. Het comité kan ook op eigen initiatief advies geven. Op een totaal van 350 leden heeft Nederland
12 vertegenwoordigers, allen leden van dagelijks besturen van provincies en gemeenten. Er zijn evenveel plaatsvervangende leden als leden.
De door de Kroon benoemde commissaris van de Koning is voorzitter – geen lid – van Provinciale Staten en lid/voorzitter met stemrecht van Gedeputeerde Staten. Hij is niet het hoofd van de provincie. Dat zijn Provinciale Staten, de gekozen volksvertegenwoordigers. Hij moet erop toezien dat het provinciaal beleid tijdig wordt voorbereid, vastgesteld en uitgevoerd en hij dient de eenheid van beleid van GS te bevorderen. Hij vertegenwoordigt provinciale belangen bij de centrale overheid en zorgt dat de samenwerking met andere provincies, gemeenten, waterschappen en de rijksoverheid goed verloopt. Hij waakt over de kwaliteit van inspraak en andere vormen van burgerparticipatie en zorgt ervoor dat bezwaarschriften en klachten zorgvuldig worden behandeld. De commissaris vervult ook taken hem door de regering bij ambtsinstructie opgedragen. Hij is daarom rijksorgaan en provincieorgaan. Zijn rol bij benoeming, herbenoeming of ontslag van burgemeesters ligt vast in de Gemeentewet en de ambtsinstructie.
De commissaris wordt op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door de Kroon benoemd voor zes jaar met de mogelijkheid van herbenoeming. Hij kan in functie blijven tot hij 70 jaar wordt.
(zie ook: benoeming; herbenoeming, schorsing en ontslag
commissaris, beslissende stem voorzitter; gouverneur)
Provinciale Staten en/of Gedeputeerde Staten kunnen commissies instellen. De Provinciewet maakt onderscheid tussen bestuurs-commissies, statencommissies en overige commissies.
Provinciale Staten kunnen bij verordening behandeling van beroepen en bezwaren van belanghebbenden tegen besluiten en beschikkingen overdragen aan een commissie uit hun midden.
(zie ook: bestuursgeschil; bezwaar en beroep; geschillenkamer)
Voor provincies betekent het staatsrechtelijke begrip concordantie dat de centrale wetgever (regering en parlement) niet zomaar mag afwijken van bepalingen in de Provinciewet wanneer hij bij wet handelen van provinciebesturen eist of ingrijpende wijziging in taken en bevoegdheden van provinciebesturen oplegt.
Afwijken mag slechts als de wetgever overtuigend kan waarmaken dat ingrijpen dringend is gewenst in het openbaar belang. Art.113 van de Provinciewet staat daar ter bescherming van de grondwettelijke autonomie van de provincie.
Bij gedingen en geschillen moeten Gedeputeerde Staten, ook als nog niet is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, ervoor zorgen dat een zaak niet verjaart, dat de provincie op andere wijze haar rechten niet bij voorbaat verspeelt of bezittingen verliest.
Het geheel van geschreven en ongeschreven regels dat vorm geeft aan de bestuurlijke organisatie van het land. De Grondwet is het basisdocument en wordt daarom in het spraakgebruik wel zelf de Constitutie genoemd.
De staatsinrichting van het Koninkrijk der Nederlanden.
Een wet of koninklijk besluit moet altijd door de Koning en een minister of staatssecretaris ondertekend worden. De handtekening van de bewindspersoon heet contraseign. Hiermee wordt
bekrachtigd dat de minister en niet de koning verantwoordelijk is.
De Provinciewet verplicht Provinciale Staten een verordening vast te stellen waarin de controle op het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie worden geregeld.
De Provinciewet maakt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk voor de coördinatie van rijksbeleid dat de provincies raakt. Hij moet er ook voor zorgen dat de beleidsvrijheid van het provinciebestuur zoveel mogelijk gewaarborgd wordt en hij moet decentralisatie bevorderen.
Die wettelijke opdrachten stempelen hem tot eerstverantwoordelijke hoeder van de decentrale eenheidsstaat. Andere ministers die beleid voorbereiden waarvan zij weten of vermoeden dat het gevolgen kan hebben voor provincies, moeten daarover in een vroeg stadium overleg voeren met de minister van Binnenlandse Zaken. Die moet op zijn beurt Gedeputeerde Staten de gelegenheid bieden hun oordeel over voorgenomen beleid te geven.
(zie ook: concordantie wetgeving)
Niet tot de rijksoverheid (centrale overheid) behorende besturen, ook wel lagere overheden of medeoverheden genoemd:
gemeentebestuur, provinciebestuur, bestuur waterschap.
Het overhevelen van taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheid en financiële middelen van het Rijk (centrale overheid) naar
provincies en gemeenten (decentrale overheid).
Bij de verdeling van taken en bevoegdheden tussen het rijk, de provincies en de gemeenten wordt het beginsel van decentralisatie nagestreefd: leg taken en bevoegdheden zo dicht mogelijk bij
de burgers die het aangaat. Aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de wettelijke taak opgedragen
decentralisatie te bevorderen.
Het overdragen van een bevoegdheid aan een ander bestuurs-orgaan dat deze bevoegdheid onder eigen verantwoordelijkheid gaat uitoefenen. Delegatie mag alleen als de wet daarin voorziet. De Provinciewet geeft Provinciale Staten het recht bevoegdheden over te dragen aan Gedeputeerde Staten of een bestuurscommissie. Gedeputeerde Staten kunnen alleen aan een bestuurscommissie delegeren. Om dat te kunnen doen, moeten zij in een ontwerpbesluit hun voornemen voorleggen aan de Staten. De commissaris kan geen bevoegdheden delegeren. In bepaalde gevallen kunnen door de rijksoverheid aan de provincie opgedragen bevoegdheden worden gedelegeerd aan besturen van gemeenten of waterschappen. Provinciale Staten kunnen geen bevoegdheden overdragen die te maken hebben met het budgetrecht en controle op financiën, met het recht van enquête, het heffen
van belastingen, het stellen van straffen op overtreding van provinciale verordeningen. Bij delegatie gaat, anders dan bij een mandaat, ook de verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van de bevoegdheid over op het gedelegeerde orgaan.
Persoon of groep van personen die in opdracht van een
organisatie, bijvoorbeeld de provincie, taken uitvoert, zoals onderhandelen en vertegenwoordigen.
(zie ook: ambtelijk mandaat; bestuurlijk mandaat; mandaat)
Een belangrijke taak voor provincies is het meewerken aan de uitvoering van het jaarlijkse Deltaprogramma. Dat is een nationaal plan, waarin de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen samenwerken aan het beschermen van het land tegen hoogwater en het zorgen voor voldoende zoetwater.
Het programma staat onder leiding van de Deltacommissaris.
Het is opgebouwd uit drie landelijke en zes regionale deel-programma’s.
De landelijke onderdelen zijn: veiligheid, zoetwatervoorziening, nieuwbouw en herstructurering (bijvoorbeeld van dijken).
De regionale onderdelen zijn gericht op het IJsselmeergebied, rivieren, Rijnmond-Drechtsteden, kust, de Zuidwest Delta en het Waddengebied.
Ieder jaar op Prinsjesdag presenteert de Deltacommissaris het programma voor het nieuw jaar aan het parlement.
Tussen de rijksoverheid, de provinciale overheden verenigd in het IPO, de gemeentelijke overheden gebundeld in de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ,en de Unie van waterschappen
is voor de jaren 2014 – 2020 een Bestuursovereenkomst getekend om een effectieve samenwerking tussen de overheden te waarborgen.
Gedeputeerde Staten kunnen net zoals een kabinet en een college van B en W demissionair zijn. Zij kunnen zich dan, in afwachting van het moment waarop zij definitief aftreden, alleen nog bezig houden met lopende zaken – beleid dat al in uitvoering is, besluiten die in het belang van de provincie niet kunnen wachten. GS kunnen bijvoorbeeld demissionair worden in een conflict met de Staten
en wanneer nog niet in hun opvolging is voorzien.
Na Statenverkiezingen kunnen gedeputeerden demissionair aanblijven totdat tenminste de helft van het nieuwe college
van GS is benoemd. Gedeputeerden die bij de Statenverkiezingen zijn gekozen tot lid van de Staten kunnen voor die korte periode het lidmaatschap van de Staten en van GS combineren.
Bij of krachtens de wet kan zo nodig onderscheid worden gemaakt tussen provincies. De bedoeling van dit artikel uit de Provinciewet is niet om te tornen aan het uitgangspunt in gelijke gevallen gelijke behandeling, maar juist om in niet-gelijke gevallen beleid te kunnen voeren dat rekening houdt met verschillen tussen provincies.
Voorzitter van een waterschap of hoogheemraadschap. Is lid en voorzitter van zowel het dagelijks als het algemeen bestuur.
(zie ook: hoogheemraad)
zie: secretaris.
Mogelijkheid voor de commissaris van de Koning, Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten om naar eigen inzicht te handelen in situaties waarin wetten, verordeningen en andere regelingen niet nauwkeurig en gedetailleerd voorschrijven hoe te handelen. Provinciale Staten kunnen uiteraard de commissaris en/of de gedeputeerden ter verantwoording roepen wanneer die van hun discretionaire bevoegdheid gebruik hebben gemaakt. De rechter kan deze beleidsvrijheid toetsen aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
(zie ook: schorsing en vernietiging)
De Provinciewet draagt Gedeputeerde Staten op periodiek onderzoek te doen naar doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde beleid. Van het resultaat van dat onderzoek moeten
zij Provinciale Staten schriftelijk op de hoogte brengen. Ook de (gemeenschappelijke of provinciale) rekenkamer doet onderzoek naar de doelmatigheid: wordt het beleid volgens plan uitgevoerd en draagt het bij aan de verwezenlijking van het gestelde doel.
Op het nationale en op het regionale niveau van de nationale politie is regelmatig overleg tussen de leiding van de politie, justitie en burgerlijk bestuur (regering, gemeente) wettelijk voorgeschreven. Dat overleg gaat over taakuitvoering en beheer. De driehoek is bij rampen, verstoringen van de orde of ernstige misdrijven het overlegorgaan dat bepaalt hoe moet worden opgetreden en aan dat optreden leiding geeft. Op regionaal niveau bestaat de driehoek uit de politiechef, de regioburgemeester als hoofd van de veiligheidsregio en de hoofdofficier van justitie.
(zie ook: politie in de regio)
Spreekt men in kringen van provincie of gemeente over dualisering, dan heeft men het over de Wet dualisering provinciebestuur (2003) en de Wet dualisering gemeentebestuur (2002). Die wetten hebben gezorgd voor ingrijpende verandering in het bestuur.
Van monisme werd overgestapt op dualisme. Niet langer vermenging van bestuur en controle op bestuur, maar scheiding van taken tussen bestuur en controlerende volksvertegenwoordiging.
Onder de oude wet was een lid van Gedeputeerde Staten ook lid van Provinciale Staten. Dat is sinds de dualisering onmogelijk (behalve voor een overgangsperiode na Statenverkiezingen). In het nieuwe systeem zijn Provinciale Staten vergelijkbaar met de Tweede Kamer, Gedeputeerde Staten met het kabinet. Provinciale Staten stellen nu de kaders voor het beleid vast en controleren de uitvoering. Aan Gedeputeerde Staten zijn veel bestuurlijke bevoegdheden overgedragen die in het oude systeem tot het takenpakket van Provinciale Staten behoorden. Het college van GS is nu veel meer dan onder het oude systeem uitvoerend dagelijks bestuur. Bij de dualisering kregen de Provinciale Staten eigen ambtelijke ondersteuning van een griffier. Het recht van enquête naar het door GS gevoerde beleid ligt sinds 2003 vast in de Provinciewet. Zo ook de verplichting om een onafhankelijke rekenkamer in te stellen. Beide zaken versterken de controlerende functie van de Staten. In het gemeentebestuur zijn vergelijkbare wijzigingen doorgevoerd.
Staatkundig stelsel waarin bevoegdheden, taken en functies van het bestuur en de volksvertegenwoordiging gespreid en neven-geschikt zijn. In het Nederlandse bestuurssysteem is sprake van een gematigd duaal stelsel. Zuiver dualistisch is de bepaling dat gedeputeerden geen lid mogen zijn van Provinciale Staten. Minder dualistisch is de politieke praktijk dat gedeputeerden zitting hebben in GS op voordracht en met toestemming van geest-verwante fracties in de Staten en op basis van een tussen fracties onderhandeld programma-akkoord.
(zie ook: machtenscheiding; monisme; trias politica)
zie: ambtsaanvaarding, beëdiging.
De commissaris van de Koning heeft de wettelijke taak te bevorderen dat Gedeputeerde Staten eenheid van beleid nastreven en uitdragen. Doen zij dat niet, dan worden ze kwetsbaar in hun verhouding tot de Staten. Dat kan zelfs tot een conflict leiden.
De Eerste Kamer vormt samen met de Tweede Kamer de parlementaire volksvertegenwoordiging, de Staten-Generaal. Zij is de enige volksvertegenwoordiging die niet rechtstreeks wordt gekozen.
De leden van Provinciale Staten kiezen, als regel elke vier jaar, de 75 leden van de Eerste Kamer. De verkiezing van de Eerste Kamer wordt gehouden binnen drie maanden na de verkiezing van Provinciale Staten. De Senaat, zoals de Eerste Kamer ook wel wordt genoemd, beoordeelt alle door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstellen op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en rechtmatigheid.
Dat betekent overigens niet dat partijpolitieke overwegingen bij die beoordeling geen rol kunnen spelen. De Senaat kan wetsvoorstellen goedkeuren of verwerpen, maar niet veranderen; het recht van amendement heeft alleen de Tweede Kamer. In de Eerste Kamer
zijn fracties van coalitiepartijen formeel niet gebonden aan programma-afspraken op grond waarvan een kabinet werd gevormd.
De provincies kunnen op basis van de Provinciewet of daartoe gemachtigd in andere wetten, zelf belastingen heffen of kosten voor diensten in rekening brengen. Zo mogen zij opcenten op de motorrijtuigenbelasting heffen tot een jaarlijks door de minister van Financiën vast te stellen maximum. Ook mogen zij belasting heffen op het hebben van voorwerpen onder, op of boven provinciale grond die bestemd is voor openbare diensten (precariobelasting). Te denken is daarbij aan funderingen, kabels, buizen, permanente of tijdelijke bebouwing. Daarnaast kan de provincie kosten in rekening brengen voor verleende diensten (leges), bijvoorbeeld het afgeven van een vergunning. Andere wetten geven de provincie de bevoegdheid tot het innen van grondwater- en ontgrondingsheffing. Welke provinciale belastingen worden geheven en de hoogte van de tarieven bepalen Provinciale Staten, binnen de grenzen van de wet, in een belastingverordening.
De hoogte van een provinciale belasting mag niet worden bepaald door inkomen, winst of vermogen van de belastingplichtige; dus geen belasting naar draagkracht.
zie: recht van enquête.
Bij het kiezen van volksvertegenwoordigers wordt in ons land het stelsel van evenredige vertegenwoordiging gehanteerd. Dat wil zeggen dat elke geldig uitgebrachte stem telt voor de zetelverdeling.
In een meerderheidsstelsel krijgt de kandidaat met de meeste stemmen in het kiesdistrict de zetel. Stemmen uitgebracht op
de verliezer tellen niet mee voor de toewijzing van zetels.
Bij evenredige vertegenwoordiging wordt het totale aantal uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal te verdelen zetels
(bij Provinciale Staten variërend van 39 tot 55 zetels). De uitkomst
van die deling levert de kiesdeler op. Vervolgens wordt het aantal
op een partij uitgebrachte stemmen gedeeld door de kiesdeler.
Blijkt uit die deling bijvoorbeeld dat een partij driemaal de kiesdeler heeft gehaald dan krijgt zij drie zetels toegewezen. Omdat ieder van die drie zetels de hele kiesdeler waard is, worden ze volle zetels genoemd. Een partij die de kiesdeler niet heeft gehaald, krijgt geen zetel. Wanneer met deze rekensommen nog niet alle zetels zijn verdeeld, worden de nog niet gebruikte stemmen ingezet om tot verdeling van restzetels te komen. Daarbij wordt het systeem van
óf de grootste gemiddelden óf van de grootste overschotten gebruikt.
Provincies kunnen uit dit fonds subsidies krijgen voor behoud of het scheppen van werkgelegenheid, verbetering van de infrastructuur door aanleg en onderhoud van transport- en communicatienetwerken en voor maatregelen die opkomst en ontwikkeling van het midden-
en kleinbedrijf in de regio stimuleren. In de periode 2014 - 2020 zijn vier operationele programma’s in uitvoering in Groningen, Fryslân en Drenthe, in Overijsel en Gelderland, in Flevoland, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland en in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Voor die programma’s zijn twee prioriteiten vastgesteld: versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie, onder-steuning van de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken. Het programma in het westelijke deel van het land
is daarnaast gericht op bevordering van werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit en op bevordering van sociale
insluiting en bestrijding van armoede. De belangrijkste doelgroep
van alle programma’s is het midden-en kleinbedrijf.
(zie ook: interreg; managementsautorieit)
Voor verbetering van de werkgelegenheid en de kwaliteit van de arbeid, voor het bevorderen van integratie van de beroepsbevolking en voor het verkleinen van verschillen in werkgelegenheid tussen regio’s, kunnen ook provincies een beroep doen op
subsidie uit het Europees Sociaal Fonds.
Nederland ontvangt uit dit fonds in de jaren 2014 - 2020 ruim
Ä 600 miljoen. Dat geld moet worden besteed aan versterken van de concurrentiepositie en aan innovatie, aan zorg voor natuur, landschap en milieu, aan verbetering van de waterkwaliteit en
aan de sociaal- economische ontwikkeling van het platteland.
Ook moet worden geïnvesteerd in het aantrekken van jonge boeren. De Nederlandse uitwerking van dit programma is bekend onder de afkorting POP (Plattelandsontwikkelingsprogramma), ook wel POP3. Die aanduiding verwijst naar het derde Europees programma op dit terrein, gericht op verdere verduurzaming en innovatie van de agrarische sector en verbetering van de biodiversiteit.
Opdrachten van overheden binnen de Europese Unie van werken (bijvoorbeeld aanleg van wegen, bouwen van bruggen), van leveringen (bijvoorbeeld voertuigen, medische apparatuur) en van diensten (bijvoorbeeld communicatie, opleidingen en trainingen) moeten binnen de Unie openbaar worden aanbesteed. In Europese richtlijnen worden elke twee jaar drempelbedragen vastgesteld; wanneer een overheidsopdracht evenveel of meer bedraagt dan een drempelbedrag is Europese aanbesteding verplicht.
De verplichting geldt voor centrale, regionale en lokale overheden, waterschappen, universiteiten en zbo’s.
Grensoverschrijdend samenwerkingsverband van aan elkaar grenzende regio’s binnen de Europese Unie. De samenwerking kan op vele terreinen gericht zijn. Vrijwel altijd hoort daar versterking van de economie bij. Ook op het gebied van milieu, technologie, recreatie en toerisme wordt samengewerkt. Of in de sectoren cultuur en onderwijs. In de Nederlandse grensprovincies bestaan zeven euregio’s: Benelux Midden, Eems-Dollard, Gronau-Enschede, Maas-Rijn, Rijn-Maas-Noord, Rijn-Waal en Scheldemond. Deze samenwerkingsverbanden kennen een ledenraad, waarin vertegenwoordigers van gemeenten en regionale
instellingen zitting hebben. Het bestuur wordt gevormd door burgemeesters en wethouders uit de deelnemende gemeenten en vaak ook vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, zoals Kamers van Koophandel.
Het faunafonds – onderdeel van de uitvoeringsorganisatie BIJ12 –
is een kennis-en adviescentrum voor faunaschade. Het fonds is adviseur en uitvoerder van alle wettelijke taken op het terrein van faunaschade aan landbouwgewassen door beschermde diersoorten. Het doet praktijkgericht en wetenschappelijk onderzoek ook om faunaschade te voorkomen en te bestrijden. Als dat niet (meer) mogelijk is, kunnen agrariërs in bepaalde gevallen bij het fonds terecht voor een schadeloossteling.
De verantwoordelijkheid voor het fonds is per 1 januari 2014 in
het Natuurpact gedecentraliseerd naar de provincies. Wettelijk moet dit nog worden geëffectueerd in de wijziging van de Natuurbeschermingswet die in 2015 door het parlement wordt vast-gesteld. Tot die tijd blijft het faunafonds een zelfstandig bestuurs-orgaan voor zover mogelijk onder provinciale aansturing.
Wet die de financiële verhouding tussen rijksoverheid enerzijds, provincies en gemeenten anderzijds regelt. Op grond van bepalingen uit deze wet worden de uitkeringen uit het Provinciefonds aan de provincies en uit het Gemeentefonds aan de gemeenten gedaan
(zie ook: Wet Hof, wet Fido)
Groep van volksvertegenwoordigers die tot dezelfde politieke partij behoren. Er bestaan ook eenmansfracties: wanneer maar
één kandidaat van een partij is gekozen of wanneer iemand zich heeft afgescheiden van of verwijderd is uit de fractie waartoe hij behoorde en zijn zetel blijft bezetten.
(zie ook: zetelroof)
De politieke leiding van een fractie berust bij de voorzitter. Hij is
in functie gekozen door de fractie en vaak is hij de lijsttrekker van zijn groepering geweest bij de verkiezingen. Niet zelden is hij ook lid van het presidium van Provinciale Staten. Niet ongebruikelijk is dat hij met enige regelmaat overleg voert met zijn politieke
geestverwanten in Gedeputeerde Staten.
zie: verordeningstraject
Werkeenheid (unit) van BIJ12, uitvoeringsorganisatie van de gezamenlijke provincies. Beheert landelijke informatiesystemen en werkt voor provincies op het terrein van informatievoorziening en datamanagement. Een belangrijk product van GBO Provincies is de risicokaart: een landelijke databank van risicobronnen, bijvoorbeeld bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken, kwetsbare gebouwen in de zin van veel mensen (die zichzelf niet kunnen redden) bij elkaar, risico’s voor overstroming, rellen. De provincies zijn wettelijk verantwoordelijk voor de risicokaart. Gemeenten, provincies en Rijk dragen de gegevens voor de risicokaarten aan. Te vinden op www.risicokaart.nl.
Lid van het dagelijks bestuur van een provincie. Wordt op voordracht van één of meer coalitiefracties gekozen door Provinciale Staten, als regel voor telkens vier jaar. Een gedeputeerde is belast met een eigen takenpakket maar kan niet alleen besluiten over zaken die tot zijn portefeuille behoren. Elk besluit moet worden voorgelegd aan en worden genomen door Gedeputeerde Staten. Een gedeputeerde is geen lid van Provinciale Staten. In de provincie Limburg wordt de gedeputeerde officieus nog wel aangeduid met het Franse woord député.
(zie ook: collegiaal bestuur; ontslag gedeputeerde)
Provinciale Staten stellen voor zichzelf, voor Gedeputeerde Staten en voor de commissaris van de Koning regelingen vast ter waarborging
van de integriteit van het bestuur. Dergelijke regelingen hebben bijvoorbeeld betrekking op declaratiegedrag, aannemen en aanmelden van geschenken, omgaan met nevenfuncties.
Na verkiezingen laat de voorzitter van het centraal stembureau schriftelijk aan kandidaten weten dat zij gekozen zijn. Die verklaring heet de eigenlijke geloofsbrief, zo genoemd omdat er ook nog andere geloofsbrieven bestaan. Bijvoorbeeld een door een gekozen kandidaat ondertekende verklaring waarin alle openbare functies en/of banen die hij heeft, worden vermeld. Zo kan worden nagegaan of er van onverenigbaarheid van functies sprake is of van een stemverbod. Geloofsbrieven moeten getoond worden aan een commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven, die aan Provinciale Staten verslag uitbrengt voordat een lid wordt beëdigd.
(zie ook: incompatibiliteit; nevenfuncties)
Aan bestuurders en ambtenaren die deelnemen aan overleg met gesloten deuren kan geheimhouding worden opgelegd. Alles wat daar is besproken en alle gewisselde stukken kunnen onder die plicht vallen. Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten, de commissaris en commissies kunnen geheimhouding opleggen. Overtreding is een ambtsmisdrijf
en kan dus leiden tot veroordeling door de rechter. Er kunnen uitzonderingen zijn op de plicht: getuigen in een rechtszaak, getuigen in een enquêteverhoor. Ook kan het zijn dat de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verplicht tot het geven van geheime informatie.
Ook de eis van integere, zorgvuldige en controleerbare uitvoering
van overheidstaken kan noodzaken tot doorbreken van de geheim-houdingsplicht (klokkenluiden).
Aan bestuurders en ambtenaren die deelnemen aan overleg met gesloten deuren kan geheimhouding worden opgelegd. Alles wat daar is besproken en alle gewisselde stukken kunnen onder die plicht vallen. Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten, de commissaris en commissies kunnen geheimhouding opleggen. Overtreding is een ambtsmisdrijf
en kan dus leiden tot veroordeling door de rechter. Er kunnen uitzonderingen zijn op de plicht: getuigen in een rechtszaak, getuigen in een enquêteverhoor. Ook kan het zijn dat de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verplicht tot het geven van geheime informatie.
Ook de eis van integere, zorgvuldige en controleerbare uitvoering
van overheidstaken kan noodzaken tot doorbreken van de geheim-houdingsplicht (klokkenluiden).
Samenwerking tussen twee of meer bestuursorganen (gemeenten, provincies of waterschappen) ter behartiging van grensoverschrijdende belangen in een regio, bijvoorbeeld openbaar vervoer.
Ook een gezamenlijke (provinciale of gemeentelijke) rekenkamer is een gemeenschappelijke regeling. De samenwerking kan alleen worden aangegaan met goedkeuring van de betrokken volks-vertegenwoordigingen. Die kunnen haar slechts tegenhouden om juridische redenen of vanwege strijd met het algemeen belang.
Een samenwerking kan ook door de centrale overheid aan lagere overheden worden opgelegd: bijvoorbeeld veiligheidsregio’s.
De samenwerking krijgt vaak vorm in en wordt behartigd door
een speciaal in het leven geroepen bestuurs- en uitvoeringsorgaan. Dat orgaan wordt benoemd door en uit de leden van betrokken gemeenteraden, Provinciale Staten of algemene besturen van waterschappen.
Ook burgemeesters, commissarissen van de Koning, gedeputeerden, dijkgraven en andere leden van dagelijkse besturen van waterschappen kunnen tot bestuurslid worden benoemd. De regels liggen vast in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr).
Alle provincies hebben gebruik gemaakt van de in de Provinciewet opgenomen mogelijkheid – dus geen verplichting – een provinciale rekenkamer in te stellen. Met uitzondering van Zeeland hebben alle provincies ervoor gekozen samen met één of meer andere provincies een gemeenschappelijke rekenkamer in het leven te roepen. Het aantal rekenkamers is daardoor beperkt tot vijf:
van de Randstadprovincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht
en Flevoland, van Gelderland en Overijssel, van de noordelijke provincies Groningen, Fryslân en Drenthe, van de zuidelijke provincies Limburg en Noord-Brabant en van alleen Zeeland.
Een gemeenschappelijke rekenkamer kan ook met één of meer gemeenten worden ingesteld. De rekenkamer is onafhankelijk; zij bepaalt zelf haar werkzaamheden. Provinciale Staten benoemen, herbenoemen en ontslaan voorzitter en leden van de rekenkamer. Zij onderzoekt doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het provinciebestuur gevoerde beleid. Ook kan de rekenkamer onderzoek doen bij openbare lichamen en gemeenschappelijke organen waaraan de provincie deelneemt, bij vennootschappen waarin de provincie meer dan 50 procent aandelen heeft en bij organisaties waaraan de provincie voor haar rekening en risico een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt van ten minste 50 procent van de baten van de instelling.
(zie ook: algemene rekenkamer; gemeenschappelijke regelingen)
Zelfstandig onderdeel van de Nederlandse staat; grondgebied binnen door regering en parlement vastgestelde grenzen.
De gemeente is een decentraal overheidsorgaan met eigen bestuur, eigen ambtenaren, eigen inkomsten. Gemeentebesturen hebben het grondwettelijk recht zelf te bepalen hoe zij hun huishouding inrichten, wat zij doen of nalaten. Alleen als de wet daarin voorziet kan ‘Den Haag’ of de provincie aan gemeenten bestuurlijke verplichtingen opleggen.
(zie ook: gemeentelijke herindeling; grenscorrectie; open huishouding)
Gemeenteraad, het college van Burgemeester en Wethouders
(B en W) en de burgemeester vormen het gemeentebestuur.
Gemeentegrenzen zijn bij wet bepaald en kunnen slechts bij wet (door regering en parlement) worden veranderd. Bij grenscorrectie kan van deze regel worden afgeweken; een correctie kan door Provinciale Staten worden vastgesteld. Initiatief tot herindeling of fusie kan worden genomen door het kabinet, door de provincie
of door gemeenten. Tussen kabinet, IPO en VNG is de afspraak gemaakt dat het kabinet geen initiatief meer zal nemen. Doorgaans wordt nu het voortouw genomen op lokaal niveau. Het komt voor dat de provincie het initiatief overneemt als bij een voorgenomen fusie één of meer gemeenten dwars liggen. Komt het advies tot herindeling of fusie van de betrokken gemeenten dan moeten de gemeenteraden een gezamenlijk herindelings- of fusieontwerp maken. Dat moet de goedkeuring van GS krijgen, waarna de minister van Binnenlandse Zaken de wetgevingsprocedure in gang kan zetten. Ligt de voorbereiding bij de provincie dan moeten GS overleg voeren met burgemeester en wethouders van betrokken gemeenten. Dat overleg mag ten hoogste zes maanden duren. Uiterlijk drie maanden na afloop van het overleg stellen GS een herindeling- of fusieontwerp vast en sturen dat tegelijk met het verslag van het overleg aan de minister en de gemeenteraden. De raden hebben drie maanden de tijd om hun voor of tegen aan GS kenbaar te maken. Binnen vier maanden daarna kunnen Provinciale Staten een herindelings- of fusieontwerp vaststellen en kan de minister een wetsvoorstel voorbereiden. De te volgen procedures liggen vast in de Wet algemene regels herindeling (Wet Arhi).
De gekozen volksvertegenwoordiging staat aan het hoofd van de gemeente en vertegenwoordigt alle inwoners. De gemeenteraad stelt de begroting, verordeningen en andere beleidskaders vast en controleert het beleid van burgemeester en wethouders. Hij benoemt de wethouders en stelt een aanbeveling op voor (her)benoeming en ontslag van de burgemeester. De leden (minimaal 9, maximaal 45, afhankelijk van het aantal inwoners) worden om de vier jaar gekozen. De burgemeester is voorzitter van de raad, maar heeft geen stemrecht. Ook niet-Nederlandse inwoners van een gemeente kunnen lid van de raad zijn. Komen ze uit een land
dat niet tot de Europese Unie behoort, dan moeten ze vijf jaar afgebroken en legaal in Nederland hebben gewoond.
zie: veiligheidsregio’s
Voor de behandeling van geschillen vormen Gedeputeerde Staten uit hun midden één of meer kamers, elk bestaande uit ten minste drie leden. De commissaris kan voorzitter van een commissie zijn.
De Provinciewet bepaalt dat de Staten beslissen of zij met gesloten deuren vergaderen. Dat kan op verzoek van ten minste een tiende van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend of wanneer de voorzitter het nodig vindt. Er kan niet met gesloten deuren worden vergaderd bij toelating van nieuwe leden, bij vaststelling en wijziging van de begroting en vaststelling van de jaarrekening, bij wijziging, invoering en afschaffing van provinciale belastingen, bij benoeming en ontslag van gedeputeerden.
De vergaderingen van GS zijn als regel besloten. Bij benoeming
van een commissaris van de Koning zijn de beraadslagingen van
de vertrouwenscommissie besloten; bij herbenoeming en ontslag heeft het overleg tussen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties achter gesloten deuren plaats.
(zie ook: geheimhouding)
In een gesloten huishouding kan een bestuursorgaan alleen in wetten en andere regelingen omschreven taken uitvoeren. Waterschappen hebben een vastomlijnd takenpakket, een
gesloten huishouding. Dit in tegenstelling tot een open huishouding waarin een bestuursorgaan, zoals een provincie, in beginsel zelf bepaalt welke (nieuwe) taken het vervult en hoe. In de decentrale eenheidsstaat Nederland is de open huishouding van provincies
en gemeenten grondwettelijk verankerd.
(zie ook: autonomie; medebewind)
In tegenstelling tot de Tweede Kamer, Provinciale Staten, gemeenteraad en het Europees Parlement wordt de Eerste Kamer niet rechtstreeks door alle kiesgerechtigden gekozen. Eerst kunnen
alle kiesgerechtigden de leden van Provinciale Staten kiezen en
die kiezen vervolgens de leden van de Eerste Kamer.
In de praktijk van het bestuur en de controle op het bestuur kunnen bepaalde gedragspatronen, handelingen, afspraken, conventies, ook al zijn ze niet opgeschreven, als zo vanzelfsprekend worden ervaren dat ze gewoonte, sterker nog: regel worden. Voorbeeld van een gewoonterecht is dat een kabinet, een minister of staatssecretaris aftreedt als de Kamer het vertrouwen opzegt.
(zie ook: ongeschreven (staats)recht)
Wanneer naar de mening van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als toezichthouder op de provincies de begroting van de provincie niet in orde is, kan hij de provincie onder preventief toezicht plaatsen. Dat houdt in dat dan het recht van de minister tot goedkeuring van de begroting op door hem te stellen voorwaarden van kracht wordt. Een begroting is niet in orde als ze niet sluitend is en het op grond van de meerjarenraming niet aannemelijk is dat een begrotings-evenwicht binnen drie jaar wordt bereikt. Preventief toezicht is ook van toepassing op begrotingswijzigingen en als de jaarrekening over het tweede jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar niet in evenwicht is, of als begroting en/of jaarrekening niet vóór 15 november aan de minister zijn toegestuurd.
De commissaris van de Koning in Limburg wordt officieus nog steeds de gouverneur genoemd, zoals een gedeputeerde daar wel député wordt genoemd. Het provinciehuis heet het Gouvernement.
Deze benamingen zijn overblijfselen uit de tijd dat de huidige Nederlandse en Belgische provincies Limburg nog één grond-gebied vormden in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
Een grenscorrectie is een wijziging van een gemeentegrens die het aantal inwoners van geen van de betrokken gemeenten met 10 procent of meer zal doen toe- of afnemen. Tot een grenscorrectie kan worden besloten bij volledige overeenstemming tussen de betrokken gemeenten, bij besluit van Provinciale Staten, bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) of bij wet. Als de correctie betekent dat ook de provinciegrens verandert, dan kan dat bij een gelijkluidend besluit van Provinciale Staten van betrokken provincies, bij AMvB of bij wet.
(zie ook: gemeentelijke herindeling)
Ambtelijke organisatie ter ondersteuning van het werk van Provinciale Staten en commissies van de Staten.
Hoofd van de griffie. Beleidsadviseur van Provinciale Staten, van de voorzitter en het presidium en van commissies. De griffier en de secretaris van de provincie zijn nevengeschikt. Alle stukken van Provinciale Staten worden door de voorzitter en de griffier onder-tekend. Provinciale Staten benoemen en ontslaan de griffier.
Bijdrage in de kosten van rechtspraak, bijvoorbeeld bij het instellen van beroep. De hoogte is afhankelijk van de aard van de zaak en de rechtelijke instantie die het beroep behandelt.
Fundamentele rechten van de burger tegenover de staat. Beperking van deze rechten is alleen bij wet mogelijk. Ze liggen vast in de Grondwet en in internationale verdragen waaraan Nederland zich gebonden heeft, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Grondrechten, zoals geformuleerd in de Grondwet, zijn te onderscheiden in klassieke grondrechten en sociale grondrechten. Klassieke grondrechten beschermen burgers tegen bemoeiing van of inmenging door de overheid. Zij zijn een opdracht aan de overheid om resultaten te boeken (resultaatsverplichting). Sociale grondrechten dragen de overheid op zich in te zetten om doelen te bereiken (inspanningsverplichting). Voorbeelden van klassieke grondrechten: vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging, kiesrecht.
Op die grondrechten kan men zich bij de rechter beroepen. Voorbeelden van sociale grondrechten, ook wel zorgartikelen genoemd: bevordering van voldoende werkgelegenheid, vrije keuze van arbeid, bevordering van bestaanszekerheid. Sociale grondrechten zijn niet bij de rechter afdwingbaar.
Basiswet van de Nederlandse rechtsstaat. In de Grondwet zijn in hoofdlijnen de organisatie van het staatsbestel neergelegd en de bescherming van burgers tegen overheidsbemoeienis. Zij bindt ook de overheden zelf aan het geldend recht. Zij bevat regels voor de regering, het koningschap, de Staten-Generaal, de rechtspraak, voor wetgeving en bestuur, voor provincies, gemeenten en waterschappen, de Raad van State en de Algemene Rekenkamer, voor de krijgsmacht.
Wanneer op basis van de uitslag van verkiezingen aan partijen even zoveel zetels zijn toegedeeld als het aantal malen dat zij de kiesdeler hebben gehaald, kan het zijn dat er nog restzetels te verdelen zijn. Dat gebeurt voor elke volksvertegenwoordiging (behalve voor gemeenteraden met minder dan 19 zetels; zie: grootste overschotten) volgens het systeem van de grootste gemiddelden.
Voor iedere partij wordt bij het op basis van de kiesdeler behaalde aantal zetels één extra zetel opgeteld. Het aantal op een partij uitgebrachte stemmen wordt gedeeld door het totale aantal restzetels. Uit die berekening resulteert het gemiddelde.
De partij met het grootste gemiddelde krijgt de eerste restzetel. De berekening word herhaald tot alle restzetels zijn toegewezen.
Telt een volksvertegenwoordiging minder dan 19 zetels (bijvoorbeeld de raad van kleine gemeenten) dan worden bij verkiezingen de restzetels toegewezen volgens het systeem van de grootste overschotten. Berekend wordt hoeveel stemmen er per partij over zijn na toedeling van zetels op basis van de kiesdeler. Een partij die in het totaal minder stemmen heeft gekregen dan 75 procent van de kiesdeler, krijgt geen restzetel. De partij met het grootste overschot krijgt de eerste restzetel. De partij met het op één na grootste overschot de volgende, en zo door, totdat alle restzetels verdeeld zijn. Een partij kan in dit systeem maximaal één restzetel halen.
Ontwerpverordeningen en andere besluiten kunnen door
Provinciale Staten als hamerstuk, dat wil zeggen zonder discussie en zonder stemming, worden goedgekeurd. Ieder lid kan wel aantekening vragen dat hij geacht wil worden te hebben tegengestemd.
Woordelijk verslag van alles wat in de plenaire vergaderingen
van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer is gezegd. Ingekomen stukken (dus ook wetsvoorstellen en nota’s) staan als bijlagen
in de handelingen. Alle handelingen zijn digitaal te vinden.
Die van het zittingsjaar 1814-1815 tot 1 januari 1995 op
www.statengeneraaldigitaal.nl, die van daarna op www.overheid.nl.
(zie ook: notulen)
De Hoge Raad der Nederlanden is het hoogste rechtscollege voor civiel recht, strafrecht en belastingrecht. De raad oordeelt als laatste beroepsinstantie over verzoeken tot cassatie (vernietiging) van uitspraken van lagere rechters (in de praktijk vooral van gerechtshoven). Daarbij gaat de raad niet in op de feiten die de rechter heeft vastgesteld. Hij oordeelt slechts of het recht en de procedureregels juist zijn toegepast. De Hoge Raad is bij uitsluiting van andere organen bevoegd tot schorsing of ontslag van rechters en tot berechting van ministers, staatssecretarissen en leden van het parlement die worden verdacht van ambtsmisdrijven of ambtsovertredingen. De president en de leden van de raad (raadsheren) worden door de Kroon benoemd op bindende voordracht van de Tweede Kamer.
Zowel leden van Provinciale Staten als gedeputeerden kunnen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor financiële gevolgen van gevoerd beleid. Met vaststelling van de jaarrekening keuren Provinciale Staten het gevoerde financieel beleid goed; daarmee déchargeren – ontlasten – zij Gedeputeerde Staten van hoofdelijke aansprakelijkheid. Dat verhindert overigens niet dat zij, mochten er later onregelmatigheden worden vastgesteld, daarop tot bij de rechter kunnen worden aangesproken.
Voor Statenleden kan hoofdelijke aansprakelijkheid spelen in de uitzonderlijke situatie dat de Staten vanwege dringende spoed voor de provincie besloten hebben verplichtingen aan te gaan voordat de begroting of begrotingswijziging is goedgekeurd.
Geeft de minister de goedkeuring niet dan kan hij elk Statenlid dat voor het aangaan van de verplichting heeft gestemd voor een gelijk bedrag aansprakelijk stellen. Zo nodig kan hij namens en ten laste van de provincie de rechter verzoeken betaling op te leggen.
In de vergadering van Provinciale Staten wordt hoofdelijk
– mondeling – gestemd indien de voorzitter of een lid dat vraagt.
(zie ook: staken stemmen)
Bij de verkiezing van een volksvertegenwoordiging fungeert in elke kieskring één stembureau als hoofdstembureau. De burgemeester van de gemeente waarin een hoofdstembureau is gevestigd, is voorzitter. Het hoofdstembureau beoordeelt de geldigheid van de kandidatenlijsten en stelt het per kieskring totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen vast. Bij verkiezingen voor de Tweede Kamer is Nederland ingedeeld in negentien kieskringen, die
in de kieswet vastliggen. Dezelfde wet bepaalt in welke gemeente het hoofdstembureau is. In de acht provincies die elk voor zich
een kieskring vormen, zijn de hoofdstembureaus gevestigd
in de provinciehoofdstad. (Formeel, in de wet, bestaat de provincie-hoofdstad niet meer. Provinciale Staten wijzen de gemeente aan waar het hoofdstembureau wordt gevestigd. In de praktijk zal dit als regel de hoofdstad zijn.) Alleen de provincies Gelderland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland zijn in meer kieskringen verdeeld en hebben behalve in de provinciehoofdstad ook een hoofdstembureau in één of meer andere gemeenten.
Bij Statenverkiezingen gelden dezelfde kieskringen maar
kunnen Provinciale Staten de kieskringen onderverdelen.
Provinciale Staten wijzen in elke kieskring een hoofdstembureau aan onder voorzitterschap van de burgemeester van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd. Bij verkiezingen voor gemeenteraden vormt de gemeente één kieskring en is één
door B en W aangewezen bureau het hoofdstembureau.
(zie ook: centraal stembureau; kiesraad; kieswet)
Steeds minder gebruikte naam voor een lid van het dagelijks bestuur van een hoogheemraadschap. Ook heemraad komt wel voor; daarmee wordt gedoeld op een lid van het dagelijks bestuur van een waterschap.
Andere naam voor waterschap. Wordt van oudsher gebruikt voor waterschappen die bij zee liggen.
Provinciale Staten en commissies kunnen over het te voeren of gevoerde beleid altijd hoorzittingen organiseren, waarin burgers, belangengroepen en andere organisaties de gelegenheid krijgen hun opvattingen naar voren te brengen. Gedeputeerde Staten zijn wettelijk verplicht hoorzittingen te houden wanneer zij bezwaar-
en beroepschriften behandelen.
zie: Wet Hof
De twaalf provincies en hun samenwerkingsorgaan IPO, bemannen gezamenlijk een vertegenwoordiging in het hart van Europa: het Huis van de Nederlandse Provincies in Brussel. Het HNP houdt de provincies en het IPO op de hoogte van beleidsontwikkelingen in de Europese Unie die van belang kunnen zijn voor het provinciaal beleid. Ook behartigt het gemeenschappelijke belangen bij de instellingen van de Unie, zoals de Europese Commissie en het Europees Parlement
Leden van gekozen volksvertegenwoordigingen – dus ook leden van Provinciale Staten – kunnen niet gerechtelijk worden vervolgd of verplicht te getuigen voor wat zij in (commissie)vergaderingen van de Staten hebben gezegd en/of aan de Staten hebben geschreven. De vrijwaring geldt ook voor bestuurders, dus ook voor gedeputeerden, wanneer zij aan vergaderingen van gedeputeerden of van de Staten deelnemen en voor de commissaris van de Koning als voorzitter. Ook provinciale ambtenaren, die op verzoek de Staten in een vergadering advies geven of informeren, zijn onschendbaar.
Ter vermijding van vermenging van belangen, bepaalt de wet dat met name genoemde functies niet tegelijk kunnen worden uitgeoefend. Het lidmaatschap van Provinciale Staten is onverenigbaar met dat van Gedeputeerde Staten. Met één uitzondering:
Na Statenverkiezingen kan een lid van het vorige college van gedeputeerden, dat is gekozen tot Statenlid, de beide functies tegelijk uitoefenen totdat hij opnieuw tot gedeputeerde is benoemd of tenminste de helft van het nieuwe college is benoemd. Een Statenlid kan wel tegelijk lid van de Tweede Kamer
of de Eerste Kamer zijn. De wet staat ook toe dat een Statenlid raadslid, burgemeester of wethouder is. Een gedeputeerde kan ook lid van de Tweede Kamer of de Eerste Kamer zijn, maar niet van een gemeenteraad, noch kan hij burgemeester of wethouder zijn.
(zie ook: nevenfuncties)
Het achteraf goedkeuren van een handeling waartoe een bestuursorgaan niet bevoegd was. De Provinciewet kent dit begrip in de bepalingen over de jaarrekening. Wanneer Provinciale Staten bij
de behandeling van de jaarrekening vinden dat baten, lasten of wijzingen in de balans van inkomen en uitgaven niet rechtmatig tot stand zijn gekomen, kan dat een reden zijn om de jaarrekening niet goed te keuren. Binnen twee maanden moeten GS dan reageren
en een besluit voorstellen waarmee aan de bedenkingen van de Staten kan worden tegemoet gekomen. De Staten moeten het indemniteitsbesluit goedkeuren voordat zij alsnog akkoord kunnen gaan met de jaarrekening.
zie: taakverwaarlozing.
zie: recht van initiatief.
Gedeputeerde Staten, elk lid van GS en ook de commissaris van de Koning hebben verantwoordings- en inlichtingenplicht tegenover de Staten over het gevoerde beleid en over andere zaken die de Staten behoren te weten om hun taak te kunnen uitoefenen. Alleen vanwege het openbaar belang kan informatie achterwege blijven.
Uit de inlichtingenplicht vloeit voort het recht op informatie dat iedere volksvertegenwoordiger heeft. Elk lid, elke groep van leden of de Staten als geheel kunnen van dat recht gebruik maken. Vandaar ook dat de bepaling in de Provinciewet dat de Staten een gedeputeerde kunnen uitnodigen in hun vergadering aanwezig
te zijn, in de praktijk betekent dat gedeputeerden niet kunnen weigeren in de Statenvergadering te verschijnen. Tot de inlichtingenplicht behoort ook het voorschrift dat Gedeputeerde Staten desgevraagd ministers moeten informeren en/of adviseren over alles wat de provincie aangaat. De commissaris van de Koning
moet dat ook in een aantal wettelijk of in zijn ambtsinstructie vastgelegde gevallen, bijvoorbeeld over zijn contacten met gemeenten en bij (her)benoeming van burgemeesters.
(zie ook: interpellatie)
Om te zorgen dat inwoners van de provincie en andere belang-hebbenden tijdig op de hoogte kunnen zijn van en kunnen meepraten over voorgenomen beleid, moeten Provinciale Staten de inspraak regelen in een verordening. In de praktijk is een dergelijke verordening vooral een nadere uitwerking van inspraakregels die vastliggen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De bestuurlijke verhoudingen tussen Rijk, provincies, gemeenten, gemeenschappelijke regelingen en waterschappen zijn wettelijk geregeld. Daarin ligt de rechtsgrond voor hogere overheden om zich een oordeel te vormen over de wijze waarop lagere overheden aan hen opgedragen wettelijke taken in medebewind behartigen en om eventueel in te grijpen.
In de Wet Revitalisering Generiek Toezicht van 1 oktober 2012 is het (verticale) toezicht zoals dat in de jaren daarvoor in de praktijk was ontstaan, opnieuw gereguleerd, minder ingewikkeld en minder bureaucratisch gemaakt. Uitgangspunt is het vertrouwen dat de (horizontale) verantwoording die bestuurscolleges over hun handelen moeten afleggen aan de gekozen volksvertegenwoor-diging – dus Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten, B&W aan de gemeenteraad – in orde is.
Allerlei specifiek toezichtinstrumenten (bijvoorbeeld de aanwijzing of de goedkeuring) zijn afgeschaft en vervangen door twee generieke instrumenten van ingrijpen: indeplaatsstelling en schorsing en/of vernietiging Daarop zijn nog slechts twee uitzonderingen: het specifiek toezicht door provincies op waterschappen is gehandhaafd; dat geldt ook voor het toezicht door het Rijk (Inspectie Openbare Orde en Veiligheid) op de veiligheidsregio’s.
Op basis van de wet ingrijpen kan alleen als de medebewindstaken niet of niet naar behoren worden uitgevoerd, niet of niet tijdig beoogd resultaat hebben en wanneer besluiten in strijd zijn met het algemeen belang of het recht.
(zie ook: taakverwaarlozing; toezicht,)
zie: middenbestuur.
Samenwerkingsorgaan van de twaalf provincies gevestigd in Den Haag in het Huis van de Provincies. Belangenbehartiger van de provincies bij rijksoverheid, landelijke politiek, maatschappelijke- en koepelorganisaties. Door veelvuldige contacten met departementen en parlement werkt het IPO aan beïnvloeding van het beleid, vooral op de kerntaken van de provincies. Dat gebeurt ook door het innemen van gezamenlijke standpunten over het te voeren beleid of het gezamenlijk naar voren brengen van opvattingen over de wenselijkheid van nieuw beleid.
Op de belangrijkste beleidsterreinen werkt het IPO met ambtelijke adviescommissies van deskundigen uit de provincies en met bestuurlijke adviescommissies bestaande uit gedeputeerden. Daarnaast vervult het IPO een platformfunctie voor overleg, voor het uitwisselen van beleid tussen provincies en voor innovatie.
Ook vertegenwoordigt het IPO de provincies in een aantal overlegcommissies.
De koepelorganisatie heeft een bestuur van dertien leden – bij voorkeur een commissaris van de Koning als voorzitter en van elke provincie één lid van het college van GS. Het bestuur overlegt met en verantwoordt zich tegenover de algemene vergadering, waarin uit elke provincie twee Statenleden zitting hebben.
(zie ook: Kompas 2020; Kring provinciesecretarissen)
Provinciale Staten hebben, in het kader van de inlichtingen- en verantwoordingsplicht, het recht de commissaris van de Koning en/of gedeputeerde(n) te ondervragen over gevoerd beleid maar ook over actuele zaken die in de provincie spelen.
Europees subsidieprogramma voor regio’s aan de binnen- en buitengrenzen van de Europese Unie. Het programma is gericht op het oplossen van problemen bij de ruimtelijke ontwikkeling
van deze regio’s als gevolg van hun relatief geïsoleerde ligging ten opzichte van economische centra in eigen land en de Unie als geheel. Aan de Nederlandse oostgrens is er in het kader van Interreg samenwerking met Noordrijnland-Westfalen en Nedersaksen; aan de zuidgrens met de Vlaamse provincies Limburg, Antwerpen, Vlaams-Brabant, Oost- en West-Vlaanderen.
(zie ook: EFRO; samenwerking provincies)
Toezichthouders mogen niet ingrijpen in het beleid van andere overheden dan nadat zij de zogenoemde interventieladder hebben doorlopen. Die ladder kent zes treden: van signaleren van de mogelijke tekortkomingen of aanvechtbaarheid van het beleid tot het definitief toepassen van ingrepen als indeplaatsstelling en schorsing en/of vernietiging. Met behulp van de interventieladder kan de toezichthouder zich informeren over wat er precies aan de hand is, wat de effecten kunnen zijn van ingrijpen en of het wellicht beter is niet in te grijpen. De ladder moet bijdragen tot een weloverwogen en evenwichtige uitvoering van de taak als toezichthouder en geeft het onder toezicht staande orgaan de gelegenheid om zelf alsnog over te gaan tot handelen. In dringende gevallen kan de toezichthouder direct ingrijpen.
Via de rijksoverheid is voor provincies en gemeenten geld beschikbaar voor bepaalde beleidsonderdelen. Over de hoofdlijnen van het te voeren beleid worden wel afspraken gemaakt tussen rijk, provincies en gemeenten, maar de decentrale overheden zijn zelf verantwoordelijk voor vertaling van het beleid naar de eigen projecten en de uitvoering daarvan.
Verordeningen, besluiten die voor iedereen gelden worden van kracht op de achtste dag na afkondiging in het provincieblad, tenzij in het besluit zelf een andere ingangsdatum is vermeld.
Model verordening gedragscode integriteit voor volksvertegenwoordigers in gemeenten, provincies en waterschappen.
Samenwerking tussen de provincies voor het uitvoeren van de afspraken die de provincies over het te voeren energiebeleid hebben gemaakt bij de ondertekening van het Nationaal Energie-akkoord voor duurzame groei. De afkorting staat voor Interprovinciale Samenwerking Energietransitie en Economie. De samen-werking richt zich op belangenbehartiging en uitvoering. In de periode 2014-2016 is de uitvoerig vooral gericht op de ruimtelijke inpassing van windmolens op land en andere hernieuwbare energiebronnen. In de belangenbehartiging gaat de aandacht vooral uit naar overleg met het Rijk en de Tweede Kamer over
wet- en regelgeving, financiële middelen ter stimulering van het energie-beleid en, daarmee samenhangend, de regionale economie.
Onderdeel van de jaarlijkse verantwoording door GS aan Provinciale Staten over het in het afgelopen begrotingsjaar gevoerde beleid.
De jaarrekening geeft het overzicht van alle baten en lasten van de provincie. De jaarrekening moet zijn vastgesteld vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarover zij handelt.
(zie ook: jaarverslag)
- Onderdeel van de jaarlijkse verantwoording door GS aan Provinciale Staten over het gevoerde beleid. Hierbij hoort
het verslag van periodiek onderzoek naar doelmatigheid en doel-treffendheid van dat beleid. - Jaarlijkse verantwoording door de commissaris van de Koning aan de Staten over de wijze waarop hij zijn taken heeft uitgevoerd.
(zie ook: burgerjaarverslag)
Uitspraken door rechtscolleges gedaan, vormen gezamenlijk de jurisprudentie. Daarbij kan het gaan om uitspraken van zowel
nationale rechters als Europese en andere internationale rechters. Jurisprudentie draagt bij aan rechtsvorming, eenheid van uitleg van begrippen in de wet en van toepassing van de wet en daarmee aan rechtszekerheid.
Gezamenlijke organisatie van provincies (IPO), gemeenten (VNG), waterschappen (UvW) en Rijk voor het vergroten en paraat houden van kennis bij de centrale overheden over Europees recht en de toepassing daarvan. Alle overheden kunnen bij het centrum gratis advies en informatie krijgen. In samenwerking met het Huis van de Nederlandse Provincies in Brussel houdt de organisatie belangstellenden op de hoogte van actuele ontwikkelingen in het Europese beleid door een wekelijkse digitale nieuwsbrief: de Europese Ster.
(zie ook: beoordeling nieuwe commissievoorstellen)
Kerntaken van de provincie, zoals overeengekomen in een tussen het kabinet en de provincies gesloten bestuursakkoord, zijn:
1. duurzame ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer;
- milieu, energie en klimaat;
- vitaal platteland, natuurbeheer en ontwikkeling natuurgebieden;
4. regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer;
5. regionale economie; - culturele infrastructuur en monumentenzorg;
- kwaliteit van het openbaar bestuur.
Uitkomst van de deling van het totale aantal uitgebrachte stemmen door het aantal te verdelen zetels in bijvoorbeeld Provinciale Staten. In het stelsel van evenredige vertegenwoordiging is de kiesdeler bepalend voor het toewijzen van zetels aan partijen die aan de verkiezingen deelnamen.
(zie ook: grootste gemiddelden; grootste overschotten; kiesdrempel; stemwaarde)
Het bij verkiezingen vereiste aantal behaalde stemmen om als partij in aanmerking te komen voor een zetel. De kiesdeler is de kiesdrempel. Dat geldt niet voor kleine gemeenten (minder dan
19 raadszetels); daarvoor wordt het systeem van grootste overschotten gehanteerd. In de meeste landen is de kiesdrempel hoger dan de kiesdeler.
zie: hoofdstembureau.
Onafhankelijk van regering en parlement opererend college voor de organisatie, uitvoering en vaststelling van de uitslagen van verkiezingen voor de Eerste Kamer, de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Bij deze verkiezingen fungeert de Kiesraad als centraal stembureau. De raad is ook college van advies over alles wat met verkiezingen te maken heeft.
Bij verkiezingen van Provinciale Staten en gemeenteraden heeft de Kiesraad geen taken.
Het recht om zich verkiesbaar te stellen voor een volksvertegenwoordiging (passief kiesrecht) en om volksvertegenwoordigers te kiezen (actief kiesrecht). Om te kunnen worden gekozen en om
te kiezen moet men ten minste 18 jaar zijn en de Nederlandse nationaliteit hebben. Voor gemeenteraden kunnen ook hier wonende niet-Nederlanders kiezen en worden gekozen. In Nederland wonende burgers van een lidstaat van de Europese Unie hebben dat recht los van de vraag hoe lang zij hier wonen. Andere niet-Neder-landers moeten hier ten minste vijf jaar aaneengesloten en legaal wonen. Nederlanders die in het buitenland wonen, kunnen alleen stemmen voor de Tweede Kamer en voor het Europees Parlement.
Het geheel van wettelijke regels dat geldt voor verkiezing van volks--
vertegenwoordigers, zoals vastgelegd in Kieswet en Kiesbesluit.
(zie ook: centraal stembureau; hoofdstembureau; evenredige vertegenwoordiging; grootste gemiddelden; grootste overschotten; kiesdeler, kiesdrempel; kiesraad; kiesrecht; restzetel; stemwaarde)
Visie van de gezamenlijke provincies op hun ontwikkeling tot 2020. Leidraad voor de provincies richting de Provinciale Statenverkiezingen van maart 2015 en de Tweede Kamerverkiezingen 2017. In Kompas 2020 staan maatschappelijke opgaven en ontwikkelingen centraal. Ze zijn leidend voor de rol en de positie die de provincies nu en in de toekomst vervullen. Deze rol kan per regio en per opgave verschillen. De zeven kerntaken van de provincies, zoals geformuleerd in ‘Profiel Provincies’ uit 2010, blijven onverkort van kracht. Per kerntaak beschrijft Kompas 2020 de maatschappelijke ontwikkelingen en de daarbij behorende provinciale opgaven.
Een Algemene Maatregel van Bestuur wordt vastgelegd in een regelgevend Koninklijk Besluit. Een dergelijk besluit kan pas worden genomen na advies van de Raad van State. Daarnaast bestaat het klein KB, waarin benoeming en ontslag van ambts-dragers, zoals de commissaris van de Koning, de burgemeester, wordt geregeld. Elk KB is ondertekend door de koning en ten minste één betrokken minister/staatssecretaris (contraseign). Een klein KB wordt niet ter advisering aan de Raad van State voorgelegd.
Vaste tekst van een briefje waarmee de koning een wetsvoorstel aanbiedt aan de Tweede Kamer.
De officiële naam voor het staatsverband van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De koning is staatshoofd van het koninkrijk en van elk van de vier autonome landen.
(zie ook: BES-eilanden)
Intern IPO-orgaan voor overleg en advies bestaande uit de secretarissen van de provincies en de directeur van het IPO. Heeft tot taak de vergaderagenda van het IPO-bestuur voor te bereiden, adviezen te geven aan het bestuur en toe te zien op uitvoering van besluiten van het bestuur.
De term Kroon als aanduiding voor regering wordt minder vaak dan vroeger gebruikt. De term komt nog voor in kroonbenoeming (commissaris van de Koning, burgemeester worden benoemd door
de Kroon) en in een aantal wetten (eenheid van de Kroon in de Wet openbaarheid van bestuur), maar altijd in de betekenis van regering. Alleen in het Statuut voor het Koninkrijk wordt in art.1. Kroon nog in de letterlijke betekenis gebruikt: ‘De Kroon van het Koninkrijk wordt erfelijk gedragen’.
zie: Kroon.
Elke beperking van de vrijheid van burgers, elke verplichting die de overheid aan burgers oplegt, moet berusten op de wet. Legaliteit staat voor rechtmatigheid en wettigheid. In het verlengde van dit beginsel en ter waarborging van de bescherming van de burger zijn voor overheidsoptreden algemene beginselen van behoorlijk bestuur wettelijk vastgelegd. Het legaliteitsbeginsel geldt voor elke overheid, dus voor Rijk, provincie, gemeente, waterschap en elke andere instelling die publieke bevoegdheden uitoefent.
Legitimiteit heeft te maken met de vraag of het handelen van de overheid als rechtvaardig en/of moreel aanvaardbaar wordt ervaren.
Politieke partijen kunnen vóór verkiezingen hun kandidatenlijsten verbinden. Daarmee vergroten zij de kans op toewijzing van restzetels. De verbonden lijsten worden in de verdeling van restzetels volgens het systeem van grootste overschotten als één
lijst beschouwd. Lijstverbinding wordt meestal alleen aangegaan tussen partijen van verwante politieke richting/ideologie.
Bij verkiezingen van de Eerste Kamer is lijstverbinding niet mogelijk.
Is er in een provincie meer dan één kieskring dan is lijstverbinding alleen toegestaan als de partijen die verbinding willen in alle kieskringen een lijst hebben ingediend.
Systeem waarin de drie overheidstaken – wetgeving, bestuur en rechtspraak – niet in één en dezelfde hand zijn; dit om machts-misbruik te voorkomen. In het Nederlandse staatsbestel is er
geen volledige scheiding van de drie machten. Het zuiverst is
de scheiding verwezenlijkt in de onafhankelijke rechtspraak.
Die ligt in de Grondwet vast. Regering noch parlement kan rechters schorsen of ontslaan. Dat kan alleen de Hoge Raad. Tussen wet-gevende en uitvoerende macht bestaat geen zuivere scheiding. Regering en parlement hebben samen wetgevende bevoegdheid. In de provincie is weliswaar de verordenende bevoegdheid opgedragen aan Provinciale Staten, maar in de praktijk zijn er toch vormen van vermenging. Bijvoorbeeld het feit dat gedeputeerden hun functie hebben gekregen op voordracht van de politieke partij waartoe zij behoren en dat zij hun werk doen op basis van een programma waaraan coalitiefracties, die het bestuur moeten controleren, gebonden zijn. Of het feit dat Provinciale Staten vaak ook bestuurlijke taken vervullen.
(zie ook: dualisme; monisme; trias politica)
Verantwoordelijk voor de uitvoering en belast met de dagelijkse leiding van EFRO-programma’s in Nederland is de managementsautoriteit. Voor de programma’s in de periode 2014-2020 zijn vier managementsauoriteiten actief: Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), provincie Gelderland (Op-Oost), provincie Noord-Brabant (Op-Zuid- Stimulus) en gemeente Rotterdam (Kansen voor West). Managemenetsautoriteiten kunnen zijn een college van Gedeputeerde Staten, een college van burgemeester en wethouders of het bestuur van een samenwerkingsverband tussen provincies.
Het geven van opdracht en machtiging tot het uitoefenen van een taak. Een bestuursorgaan kan een persoon of instelling machtigen (mandateren) om onder zijn verantwoordelijkheid en in zijn naam bevoegdheden uit te oefenen, besluiten te nemen. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen een besluitmandaat (ook wel afdoeningsmandaat) en een ondertekeningsmandaat.
Bij een besluitmandaat neemt de gemandateerde de besluiten, bij een ondertekeningsmandaat neemt het bestuursorgaan het besluit en ondertekent de gemandateerde (bijvoorbeeld een ambtenaar) het besluit. Bij een mandaat blijft, anders dan bij delegatie, de verantwoordelijkheid voor de te vervullen taak bij het bestuurs-orgaan dat het mandaat verleent.
Mandaat is in deze betekenis geen volmacht. Dat is het wel in
het informele begrip kiezersmandaat. Gekozen volksvertegenwoordigers, zo wordt wel gezegd, vervullen het mandaat dat de kiezer hen gaf. Zij zitten in de Kamers, in Provinciale Staten, in de gemeenteraad dankzij de kiezer door wie zij gevolmachtigd zijn om hun werk te doen.
(zie ook: ambtelijk mandaat; bestuurlijk mandaat)
De taken van de provincie worden in autonomie of in medebewind uitgevoerd. Die laatste term staat voor de taken die aan de provincie bij wet worden opgedragen. De meeste medebewinds-bevoegdheden berusten bij Gedeputeerde Staten en bij de
commissaris van de Koning. Zo hebben Gedeputeerde Staten taken op het gebied van natuurbehoud en ruimtelijke ordening.
De commissaris is verantwoordelijk voor openbare orde en veiligheid en voor optreden bij rampen. Het provinciebestuur
kan medebewinds-bevoegdheden bij delegatie overdragen aan gemeente- of waterschapsbesturen. Zoals de centrale overheid
de wettelijke bevoegdheid heeft provincies en gemeenten in medebewind te roepen, zo kunnen Provinciale Staten bij verordening aan gemeenten en waterschappen bestuurstaken opdragen.
College van Gedeputeerde Staten dat bij zijn aantreden kan rekenen op de steun van een meerderheid in Provinciale Staten en waarvan het programma als regel tot stand is gekomen in onderhandelingen tussen de deelnemende partijen (coalitie). Gedeputeerden zijn benoemd op voorstel van hun partij.
(zie ook: programmacollege)
Bij elke begroting moeten Gedeputeerde Staten een meerjaren-raming overleggen voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar.
Ministers moeten op verzoek Gedeputeerde Staten infomeren over hun standpunten en voornemens in zaken die voor de provincie van belang zijn. Ook moeten zij ingaan op een verzoek van gedeputeerden tot overleg over deze zaken. De verplichting geldt niet als het openbaar belang zich ertegen verzet.
Term voor de positie van de provincie tussen rijk en gemeente in de decentrale eenheidsstaat. De provincies zijn de enige bestuurslaag op het middenniveau met een rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging, een open huishouding en een eigen territoriale functie. Door een steeds groter aandeel van Europese regelgeving krijgt de centrale overheid kenmerken van een bestuur op middenniveau.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de belangrijkste schakel tussen de centrale overheid en de provinciale overheid. Hij beheert het provinciefonds, hij heeft het recht van goedkeuring van de provinciale begroting, hij is betrokken bij (her)benoeming en ontslag van de commissaris, hij kan, als daarvoor een wettelijke grondslag bestaat, het provinciebestuur aanwijzingen geven, hij is gehouden het provinciebestuur te informeren over voorgenomen beleid van de centrale overheid.
(zie ook: coördinatie rijksbeleid provincies; meldingsplicht minister; ontwerp Algemene Maatregel van Bestuur)
Hoofdzakelijk technische uitwerking van bepalingen in een wet of een Algemene Maatregel van Bestuur. Een vorm van algemeen verbindend voorschrift. Een ministeriële regeling wordt niet aan de Raad van State om advies voorgelegd.
Parlementair stelsel waarin bevoegdheden, taken en functies van bestuur en volksvertegenwoordiging van elkaar zijn afgeleid.
Er is sprake van onderschikking, waardoor beide niet of slechts in beperkte mate onafhankelijk van elkaar functioneren. Op decentraal niveau is het stelsel in de kern monistisch. Provinciale Staten (gemeenteraad) staan aan het hoofd van de provincie (de gemeente). Zij kunnen niet worden ontbonden door het college van GS
(van B en W); gedeputeerden (wethouders) worden door de Staten
(de raad) benoemd. Sinds 2002/2003 is een dualistisch element ingevoerd in het decentrale systeem: gedeputeerden (wethouders) mogen geen lid meer zijn van Provinciale Staten (gemeenteraad), waarmee meer afstand is gecreëerd tussen bestuur en volks-
vertegenwoordiging. Ook zijn bevoegdheden duidelijker dan in het verleden toegedeeld aan Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten.
(zie ook: dualisme; machtenscheiding; trias politica)
Uitspraak van Provinciale Staten gericht tot het college van Gedeputeerde Staten of individuele leden daarvan over het voorgenomen, in uitvoering zijnde of gevoerde beleid of het nalaten daarvan. Een motie kan ook gericht zijn aan het presidium van Provinciale Staten, bijvoorbeeld om een verzoek tot handelen door het presidium kracht bij te zetten. Anders dan bij een amendement is een aangenomen motie niet juridisch bindend. Degenen tot wie de motie is gericht kunnen de uitspraak naast zich neerleggen, de motie niet uitvoeren. Over een dergelijke reactie kan alleen een politiek oordeel worden geveld bijvoorbeeld door indiening van een andere motie: uitvoeren of aftreden.
(zie ook: motie van afkeuring; motie van orde; motie van wantrouwen)
zie: motie van wantrouwen.
Uitspraak van Provinciale Staten over bijvoorbeeld de agenda of de werkwijze van een vergadering. Een dergelijke motie wordt, gezien de aard van de gevraagde uitspraak, vaak bij voorrang behandeld.
Uitspraak van Provinciale Staten waarin het vertrouwen in het college van Gedeputeerde Staten of een lid daarvan wordt opgezegd. Zo’n motie is vaak verpakt in een motie van afkeuring, die eigenlijk niet meer is dan een beleefdere manier om het vertrouwen op te zeggen. In de praktijk gebeurt het dan ook dat bestuurders een bij motie uitgesproken afkeuring van (één of meer onderdelen van) hun beleid opvatten als het opzeggen van vertrouwen. Aanneming van een motie van wantrouwen heeft – overeenkomstig de vertrouwensregel – het aftreden van het college of een gedeputeerde tot gevolg.
(zie ook: ontslag gedeputeerde)
Provinciale Staten hebben het wettelijk recht de naam van de provincie te veranderen.
Provinciale Staten hebben het wettelijk recht de naam van de provincie te veranderen.
Het toezicht op handelingen van burgers en bedrijven gericht op naleving van wetten en regels.
(zie ook: omgevingsdiensten)
In september 2013 sloten het Rijk, decentrale overheden – waaronder namens de provincies het IPO – het bedrijfsleven, de financiële sector en non-gouvernementele natuurorganisaties
het Nationaal Energieakkoord voor duurzame groei. In dit door veertig partijen ondertekende akkoord zijn afspraken gemaakt over energiebesparing, stimulering van duurzame energie en over klimaatbeleid.
(zie ook: IPS2E)
Elke burger kan bij de Nationale ombudsman een verzoek indienen om een klacht te onderzoeken over optreden van een overheid – centrale overheid, decentrale overheden, gemeenschappelijke regelingen en hun uitvoeringsorganen. Wanneer decentrale overheden een eigen of gemeenschappelijke ombudsvoorziening hebben, kan bij klachten over optreden van die overheden geen beroep op de Nationale ombudsman worden gedaan. (Die bepaling is in de huidige situatie niet van belang voor de provincies omdat geen enkele provincie een eigen of gezamenlijke ombudsman of -commissie heeft).
De Nationale ombudsman doet zijn werk onafhankelijk van regering en parlement. Zijn uitspraken zijn openbaar. Hij wordt, telkens voor zes jaar, benoemd door de Tweede Kamer uit een aanbeveling van drie kandidaten. De aanbeveling wordt gedaan door de vice-president van de Raad van State, de president van de Hoge Raad en de president van de Algemene Rekenkamer.
Europees netwerk van beschermde natuurgebieden in de lidstaten van de Europese Unie. Doel van het programma is bescherming van deze gebieden als natuurlijke habitat en bescherming van wilde planten- en diersoorten in die gebieden. Het programma is zowel op land als water gericht. De Natura 2000-gebieden zijn aan-gewezen op basis van de Europese vogel- en habitatrichtlijn.
Voor uitvoering van het beleid zijn subsidies beschikbaar. Nationale overheden beslissen welke gebieden in hun land binnen het Natura-programma vallen. In Nederland maken vrijwel alle
Natura 2000-gebieden deel uit van het Natuurnetwerk Nederland.
(zie ook: Programmatische aanpak stikstof)
Provincies en het Rijk kwamen in 2012 overeen het natuurbeleid naar de provincies te decentraliseren. Daarmee werden de provincies verantwoordelijk voor ontwikkeling en beheer van de natuur in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Inclusief de Natura 2000-gebieden. In 2013 sloten de provincies met het Rijk het Natuurpact als sluitstuk van de overdracht van het natuurbeleid, waarmee ook het natuurbeleid buiten het NNN een provinciale verantwoordelijkheid werd. Bij de in gang gezette wetgevingsprocedure om te komen tot een nieuwe Wet Natuur-bescherming worden deze decentralisatie en de afspraken die gemaakt zijn in het Bestuurs-akkoord Natuur en het Natuurpact formeel vastgelegd.
Werkeenheid (unit) van BIJ12, uitvoeringsorganisatie van de gezamenlijke provincies. Houdt zich bezig met informatievoorziening over ontwikkeling en beheer van de natuur in Nederland.
Op basis van gegevens over de natuur in de provincies verzorgt de unit het landelijk systeem voor monitoring, dataopslag en informatie, analyses en rapportages over de kwaliteit van de natuur in ons land. Ook coördineert de werkeenheid de uitvoering van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL).
Wat eerder de Ecologische Hoofdstructuur genoemd werd, heet nu het Natuurnetwerk Nederland. Voor de begrenzing en ontwikkeling van dit netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden zijn de provincies verantwoordelijk. In het Natuurpact hebben provincies met het Rijk afgesproken om tot 2027minimaal 80.000 hectare nieuw natuurgebied in te richten als onderdeel van het NNN, waartoe ook de Natura 2000-gebieden behoren.
In het Natuurpact 2013 dat werd afgesloten tussen het Rijk en de provincies worden in hoofdlijnen de doelstellingen en de financiering van het natuurbeleid beschreven. Het bestuursakkoord Natuur (2012) is hierin opgenomen. Op initiatief van het IPO is in dit
kader met maatschappelijke organisaties als ondernemers uit de landbouw en recreatie, natuurbeheerders en organisaties voor de bescherming van soorten, een uitvoeringsovereenkomst gesloten voor het realiseren van natuur- en landschapsbeleid.
Leden van Provinciale Staten, leden van Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning zijn verplicht nevenfuncties en neven-activiteiten, betaald en onbetaald, te melden. Een register
van nevenfuncties moet voor iedereen ter inzage liggen. De Provincie-wet bepaalt welke functies onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de Staten, van GS en van de commissaris.
(zie ook: gedragscode; incompatibiliteit; stemverbod; verboden handelingen)
Verslag van vergaderingen van Provinciale Staten. Te lezen op websites van de provincies. Ook notulen uit een verder verleden zijn, per provincie verschillend, via websites op te zoeken.
Via de website zijn in een aantal provincies de vergaderingen
Provincies en gemeenten hebben wettelijke taken bij de uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wabo) waaronder Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH). Deze wet heeft betrekking op alles wat te maken heeft met de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, dus bijvoorbeeld met bouwen en slopen, met grondgebruik, natuurbescherming, milieu. Provincies hebben de wettelijke opdracht om het overleg te organiseren tussen de overheden die VTH-taken uitvoeren. Om de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren zijn de VTH-taken van de provincies en de gemeenten op het terrein van milieu-en omgevingsrecht gebundeld in 29 omgevingsdiensten als uitvoerders van het beleid van provincies en gemeenten.
Het is de bedoeling dat op termijn alle wetten op het gebied van
de leefomgeving worden ondergebracht in één nieuwe wet: de Omgevingswet. Het gaat daarbij onder meer om de Wet ruimtelijke ordening, de Waterwet, de Tracéwet, de Wet milieubeheer, de Wet natuurbescherming, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit proces van wetgeving is al enige tijd aan de gang en het IPO speelt daarin zijn rol als belangenbehartiger van de provincies.
De nieuwe Omgevingswet en vijf aanvullende wetten (over bodem, grondeigendom, geluid, natuur, ammoniak en veehouderij) zullen niet eerder dan in de volgende kabinetsperiode van kracht worden.
Ongeschreven recht wordt ook wel gewoonterecht genoemd.
Het komt voor in zowel het privaatrecht, het bestuursrecht als het staatsrecht. In de eerste twee categorieën krijgt het vorm door rechterlijke overwegingen als: wat te verstaan onder redelijkheid, goede trouw, behoorlijk bestuur. In het staatsrecht gaat het vooral om gedragspatronen, conventies tussen regering en parlement, tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten, tussen gemeenteraad en B en W. Een ongeschreven regel is bijvoorbeeld dat een minister of staatssecretaris behoort af te treden als hij het vertrouwen van de Kamer verliest. In Grondwet of andere wetten is daarover niets te vinden. De vertrouwensregel wordt echter wel in de Provinciewet (en de Gemeentewet) genoemd.
(zie ook: ontslag gedeputeerde)
De commissaris van de Koning ondertekent, in zijn functie van voorzitter van Gedeputeerde Staten en van Provinciale Staten, alle stukken die van een van beide organen uitgaan. GS kunnen toestaan dat hij in voorkomende gevallen anderen – een gedeputeerde, de secretaris of een andere ambtenaar van de provincie – teken-bevoegdheid namens hem geeft.
(zie ook: mandaat)
zie: recht van enquête.
zie: immuniteit.
Sinds gedeputeerden geen lid meer zijn van Provinciale Staten, hoeft een gedeputeerde bij zijn benoeming niet in de provincie te wonen. Wel wordt ervan uitgegaan dat hij zich zo snel mogelijk
in de provincie vestigt. Provinciale Staten kunnen voor een jaar ontheffing geven. In bijzondere gevallen kan die ontheffing telkens met een jaar worden verlengd. Hetzelfde geldt voor wethouders.
De commissaris van de Koning kan niet door Provinciale Staten worden ontslagen. Alleen de Kroon – die hem heeft (her)benoemd – kan op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken tot ontslag besluiten. Wanneer er sprake is van een verstoorde verhouding tussen Provinciale Staten en de commissaris kunnen de Staten de minister aanbevelen hem te ontslaan. Over een voorgenomen aanbeveling moeten de staten achter gesloten deuren met de minister overleggen. Zetten de Staten de aanbeveling door, dan rest de minister niets anders dan de commissaris voor ontslag voor te dragen aan de regering, tenzij hij zwaarwegende gronden heeft om dat niet te doen.
(zie ook: schorsing commissaris)
Provinciale Staten kunnen een gedeputeerde ontslaan. Dat kunnen
zij doen als een gedeputeerde in wie zij het vertrouwen hebben opgezegd, niet onmiddellijk aftreedt. De gedeputeerde kan tegen zijn ontslag in beroep gaan bij de rechter. Deze mag echter niet oordelen over de gronden waarop het ontslag werd aangezegd; dus geen politiek oordeel.
(zie ook: benoeming; herbenoeming; ontslag commissaris;
ongeschreven staatsrecht)
Ministers (staatssecretarissen) hebben de plicht een oordeel
van Gedeputeerde Staten te vragen over een ontwerp- Algemene Maatregel van Bestuur, een ontwerp ministeriële regeling en een wetsvoorstel die aan provincies regelingen of bestuur opleggen, taken en bevoegdheden van provincies in betekenende mate wijzigen of duidelijk gevolgen hebben voor de provinciale financiën. Het overleg hierover loopt via het IPO.
In de code interbestuurlijke verhoudingen zijn de termijnen
vastgelegd die bij dit overleg moeten worden aangehouden.
(zie ook: meldingsplicht minister)
zie: gedragscode; incompatibiliteit; nevenfuncties.
Onderdeel van de rechtelijke macht. Geen ministerie in de gangbare zin van dat woord. Het OM is de enige instantie die verdachten van het plegen van een strafbaar feit voor de rechter kan brengen. Belast met opsporing en vervolging. Ziet toe op uitvoering van vonnissen. Het College van procureurs-generaal (PG’s) heeft de leiding van het OM. Leden van het OM hebben wettelijke bevoegdheden tot vervolging, maar zijn ondergeschikt aan de minister van Veiligheid en Justitie, die politiek verantwoordelijk is voor doen en laten van het OM. Het OM is georganiseerd in onder meer 10 arrondissementsparketten onder leiding van een hoofdofficier van justitie.
(zie ook: driehoek; politie in de regio)
Opslag op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting.
Het maximum van de opslag wordt elk jaar vastgesteld door de minister van financiën. Het totaalbedrag van de opbrengst wordt door de minister over de provincies verdeeld naar rato van het aantal in een provincie wonende of gevestigde houders van een personenauto of motorrijtuig en het door Provinciale Staten bij verordening vastgestelde tarief van de opcenten.
(zie ook: algemene uitkering)
Provinciebesturen hebben het grondwettelijk recht zelf te bepalen hoe zij hun provincie besturen. Ze mogen naar eigen inzicht bepalen wat ze doen of nalaten. Zij zijn daarbij wel gebonden aan de wet. Op hun grondwettelijk recht kan alleen bij wet of als uitvloeisel van een wet inbreuk worden gemaakt. Provincies doen dus hun huishouden zelf.
(zie ook: autonomie; gesloten huishouding)
Dit in het bestuurlijk verkeer gebruikte begrip staat voor wetten die door de Grondwet worden voorgeschreven, zoals de Provincie-wet en de Gemeentewet, waarin taken en bevoegdheden van provincie en gemeente zijn vastgelegd (‘De wet regelt de inrichting van provincies en gemeenten, alsmede de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen.’ Art 132.1 Grondwet).
zie: delegatie; mandaat.
In een aantal bepalingen van de Provinciewet is overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken voor-geschreven. Bijvoorbeeld bij benoeming, herbenoeming en ontslag van de commissaris van de Koning. Maar ook meer algemeen staan er in de wet bepalingen die erop zijn gericht door uitwisseling van informatie bij te dragen aan goede verstandhouding tussen de centrale en de provinciale overheid.
Het PAS-bureau – onderdeel van de uitvoeringsorganisatie BIJ12 van de gezamenlijke provincies – zorgt voor ondersteuning bij de uitvoering van het Programmatische Aanpak Stikstof.
Dat programma is in het kader van Natura 2000 vastgesteld door de twaalf provincies en de ministeries van Economische Zaken, van Infrastructuur en Milieu en van Defensie. In het bureau werken de provincies en de drie ministeries samen.
Het recht om zich kandidaat te stellen voor verkiezing tot lid van een volksvertegenwoordiging.
(zie ook: actief kiesrecht; kiesrecht)
Elk lid van Provinciale Staten kan, indien het reglement van orde daarin voorziet, op elk gewenst moment tijdens een vergadering het woord vragen voor een persoonlijk feit. Dat kan hij doen als hij zich door uitlatingen van andere deelnemers aan de vergadering beledigd of anderszins in zijn integriteit aangetast voelt.
Alle vergaderingen van Provinciale Staten, anders dan commissievergaderingen, heten plenaire vergaderingen. Dat wil niet zeggen dat alle leden in de vergadering aanwezig moeten zijn. De helft plus één van het aantal leden (quorum) moet er aan het begin van de vergadering zijn. Dat betekent in de praktijk: de presentielijst hebben getekend.
(zie ook: staken stemmen; voltallige vergadering)
In 2012 is de regionale politie vervangen door de nationale politie, één korps onder leiding van de korpschef. Het nieuwe korps is georganiseerd in tien regionale eenheden. De werkgebieden van die eenheden vallen samen met de rechterlijke indeling van Nederland in tien arrondissementen. Bij wet is echter geregeld
dat de arrondissementen Gelderland en Overijsel samen één politie-eenheid hebben.
De dagelijkse leiding van een regionale eenheid is in handen van een politiechef, die bij Koninklijk Besluit wordt benoemd. Voor contact en overleg met het bevoegd gezag in de regio benoemt
de minister van Veiligheid en Justitie elke vier jaar één van de burgemeesters uit de regio tot regioburgemeester (onder de oude politiewet de korpsbeheerder). De gezamenlijke burgemeesters kunnen één van hen voor die functie voordragen. De minister volgt in beginsel die aanbeveling. Wijkt hij er om zwaarwegende redenen vanaf dan moet hij dat motiveren.
Politiechef, regioburgemeester en officier van justitie in het arrondissement vormen de driehoek, het in de Politiewet voor-geschreven overlegorgaan over taakuitvoering en beheer.
Politieambtenaar belast met de dagelijkse leiding van één van de tien regionale eenheden van de nationale politie.
Programma voor ontwikkeling van het platteland.
Zie: ELFPO
Aanduiding van het takenpakket van een gedeputeerde. Ook bij een Statenlid wordt wel gesproken over de portefeuille. Dat zijn dan de beleidsterreinen waarop hij namens zijn fractie woordvoerder is.
Veel onderwerpen zijn door de centrale wetgever geregeld in wetten of Algemene Maatregelen van Bestuur. Dat wil niet zeggen dat Provinciale Staten op die terreinen niets meer kunnen doen. Hun recht op het maken van verordeningen blijft intact.
De verordeningen mogen echter niet in strijd zijn met die wetten en AMvB’s.
(zie ook: anterieure verordeningen)
Provinciale belasting op voorwerpen op, onder of boven provinciale grond die is bestemd voor openbare diensten.
(zie ook: eigen belastinggebied)
Voordat men aan een vergadering van Provinciale Staten of een commissie kan deelnemen, moet men de presentielijst tekenen.
(zie ook: plenaire vergadering; quorum)
Dagelijks bestuur van Provinciale Staten. Als regel bestaande uit de voorzitter van de Staten (de commissaris) en de voorzitters of secretarissen van de fracties. Doet voorstellen over de agenda van vergaderingen, over de werkwijze, over de instelling van en benoemingen in commissies. Taak en werkwijze zijn gebaseerd op het reglement van orde. Wanneer het presidium uit de fractievoorzitters bestaat, wordt het ook wel seniorenconvent genoemd.
College van Gedeputeerde Staten dat werkt op basis van een tussen deelnemende fracties onderhandeld beleidsprogramma voor de duur van de zittingsperiode en waarvan de leden zitting hebben op voordracht van die fracties.
(zie ook: coalitie; coalitiefractie; meerderheidscollege)
Bij de indiening van de provinciale begroting moet in het onderdeel beleidsbegroting inzicht geboden worden in de plannen voor het komende jaar, de kosten daarvan en de wijze van financiering.
Dat overzicht wordt wel het programmaplan genoemd.
In het kader van het Europese Netwerk van beschermde natuur-gebieden (Natura 2000) voert Nederland een actief anti-stikstof-beleid. Uitstoot van stikstof (onder meer door industrie en verkeer) verzuurt bodem en water en tast daardoor de kwaliteit van leefomgeving en natuur aan. In PAS werken het Rijk en decentrale overheden, waaronder de provincies, samen om enerzijds de biodiversiteit in de Natura 2000-gebieden te herstellen en anderzijds nieuwe economische activiteiten met uitstoot van stikstof in de buurt van die gebieden mogelijk te maken.
(zie ook: PAS-bureau)
Zelfstandig onderdeel van de Nederlandse staat. Grondgebied binnen bij wet vastgelegde grenzen. Nederland heeft twaalf provincies met eigen bestuur, eigen ambtelijk apparaat, eigen inkomsten. Het provinciebestuur heeft het in de Grondwet verankerde recht zijn huishouding naar eigen goeddunken in te richten. Alleen bij of krachtens de wet kan dat recht worden ingeperkt.
(zie ook: autonomie; open huishouding)
Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning vormen het bestuur van een provincie.
Officieel mededelingenblad van de provincie. Hierin moeten verordeningen en andere algemeen verbindende voorschriften gepubliceerd worden voordat ze van kracht kunnen worden. Digitale bekendmaking voldoet ook aan deze voorwaarde.
Een belangrijk deel van de inkomsten van een provincie komt uit de jaarlijkse algemene uitkering uit het provinciefonds. Hoeveel een provincie krijgt is onder meer afhankelijk van oppervlakte, aantal inwoners, bebouwd, onbebouwd. Het provinciefonds is onderdeel van de rijksbegroting en wordt beheerd door de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën.
De jaarlijkse begroting wordt vastgesteld door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Over het jaarlijkse accres zijn afspraken gemaakt tussen het kabinet en het IPO. De ministers zijn niet verantwoordelijk voor wat provincies met het geld doen; daarover beslissen de provincies zelf. Anders ligt dat met besteding van specifieke uitkeringen.
(zie ook: autonomie; financiële-verhoudingswet; verdeelmaatstaven; wet Hof)
In de Provinciewet wordt het bestuur van de provincie op hoofdlijnen geregeld. Ze gaat over de inrichting en samenstelling van het provinciebestuur en zijn bevoegdheden, over de begroting, jaarrekening en belastingen en over toezicht op het provincie-bestuur. Ze regelt de verhouding tot de centrale overheid; legt verplichtingen op voor inspraak, indiening en behandeling van beroep en bezwaar; geeft voorschriften voor het toezicht op gemeenten en waterschappen. Ook benoeming en bevoegdheden van een ombudsman of ombudscommissie en van een rekenkamer worden in de wet geregeld.
zie: eigen belastinggebied.
De Provinciewet geeft Provinciale Staten de mogelijkheid om een provinciale ombudsman of ombudscommissie aan te stellen. Provincies kunnen dat ook gezamenlijk doen. De actuele situatie is dat geen van de provincies een eigen of gezamenlijke ombudsman of -commissie heeft. Alle provincies hebben zich aangesloten bij de Nationale ombudsman die dus ook klachten over optreden van de provinciale overheid onderzoekt.
zie: gemeenschappelijke provinciale rekenkamer.
De gekozen volksvertegenwoordiging staat aan het hoofd van de provincie. Zij vertegenwoordigt alle inwoners van de provincie.
Zij stelt de begroting, het beleidskader, verordeningen en andere regelingen vast en controleert de uitvoering ervan alsmede het verdere beleid van de commissaris van de Koning en het college
van Gedeputeerde Staten. Afhankelijk van het aantal inwoners tellen de Staten ten minste 39 leden (bij minder dan 400.001 inwoners) en ten hoogste 55 leden (bij meer dan 2.000.000 inwoners),
die om de vier jaar worden gekozen. Voorzitter, maar geen lid,
is de commissaris van de Koning. Provinciale Staten benoemen de leden van Gedeputeerde Staten, stellen een aanbeveling op voor benoeming, herbenoeming of ontslag van de commissaris en kiezen elke vier jaar de Eerste Kamer.
(zie ook: getrapte verkiezingen)
Aantal leden van een volksvertegenwoordiging dat aanwezig moet zijn om rechtsgeldig te kunnen vergaderen en/of besluiten te nemen. Er is een vergaderquorum, een stemmingsquorum en een besluitvormingsquorum.
Vergaderquorum: een vergadering van Provinciale Staten kan niet beginnen wanneer niet ten minste de helft plus één van de leden aanwezig is (in de praktijk: de presentielijst heeft getekend). Is het vereiste aantal leden er niet dan moet de voorzitter een tweede vergadering uitschrijven, die niet eerder dan 24 uur later mag worden gehouden. Voor die tweede vergadering is geen quorum nodig. Als het quorum ook dan ontbreekt, mag alleen worden beraadslaagd en besloten over punten die ook op de agenda van de eerste vergadering stonden.
Stemmingsquorum: een stemming is slechts geldig indien eraan is deelgenomen door ten minste de helft plus één van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van stemming moet onthouden. Bij een schriftelijke stemmig wordt een blanco of ongeldige stem meegerekend met het totale aantal uitgebrachte stemmen.
Besluitvormingsquorum: voor het vaststellen van een besluit bij stemming (bijvoorbeeld een verordening) is de helft plus één van het aantal uitgebrachte stemmen vereist. Bij hoofdelijke stemming is ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, verplicht een stem uit te brengen; onthouding is dus niet mogelijk. Bij een schriftelijke stemming kan men een blanco of ongeldige stem uitbrengen. Die wordt niet meegeteld voor het bepalen van het besluitvormingsquorum; in dit geval geldt dus: meestemmen is niet meetellen.
Oudste (sinds 1531) onafhankelijk adviesorgaan van regering en parlement over wetgeving en bestuur en hoogste algemene bestuursrechter. Over elk wetsvoorstel – dus ook initiatiefvoorstellen uit de Tweede Kamer – moet de raad om advies worden gevraagd. Dat geldt ook voor Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB). Naast deze adviserende taak houdt de raad zich bezig
met bestuursrechtspraak, het beslechten van geschillen tussen overheden onderling en tussen overheden en burgers. De afdeling bestuursrechtspraak is rechter in laatste instantie.
In zaken die over milieu of ruimtelijke ordening gaan, kan direct
– dus zonder tussenkomst van een lagere rechter – een beroep op de raad worden gedaan. Gaat het geschil over bouwzaken, subsidies, vergunningen of vreemdelingenzaken dan moet eerst een rechtbank een uitspraak doen. Daarna kan men bij de afdeling rechtspraak tegen die uitspraak in hoger beroep gaan.
Adviesraad voor regering en parlement over inrichting en functioneren van de overheid. De raad brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit ter verbetering van doeltreffendheid en doelmatigheid van de overheid. In de komende jaren wil de raad vooral aandacht geven aan ‘vertrouwen’: hoe is het gesteld met het vertrouwen tussen burgers en overheid en tussen overheden onderling. De Rob werkt nauw samen met de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv): één secretariaat, één budget en een gezamenlijke website.
Adviesorgaan voor regering en parlement voor de verdeling van rijksgelden over provincies en gemeenten. De raad brengt adviezen uit over het Provinciefonds en het Gemeentefonds, het belasting- instrumentarium en specifieke uitkeringen.
zie: amendement.
zie: goedkeuring begroting.
Elk lid van Provinciale Staten heeft het recht een ontwerpverordening in te dienen en dat ontwerp te verdedigen in commissie- en/of Statenvergaderingen.
Nederland is justitieel ingedeeld in tien arrondissementen met elf rechtbanken: Amsterdam, Den Haag, Gelderland, Limburg, Midden-Nederland, Noord-Holland. Noord-Nederland, Oost-Brabant, Overijssel, Rotterdam, Zeeland/West-Brabant. Er zijn vier gerechtshoven: Amsterdam, Anhem/Leeuwarden, Den Haag en ’s-Hertogenbosch.
Alle organisaties van de rechtspraak – van Hoge Raad tot rechtbank – en rechters en officieren van justitie die daar werken, vormen samen de rechterlijke macht. Ze is één van de drie machten in
het constitutioneel bestel: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht.
Samenleving waarin het recht, vorm gegeven in wetten, regeert. Kenmerken van een rechtsstaat zijn onder meer: de burger is beschermd tegen willekeur van de overheid; de macht van de overheid is geregeld – regeling is vaak beperking – door de wet; ook de overheid is in haar handelen gebonden aan de wet; de rechterlijke macht is onafhankelijk.
(zie ook: Grondwet; machtenscheiding; trias politica)
Provincies kunnen een niet-bindende volksraadpleging organiseren over voorgenomen beleid. De voorwaarden waaronder, de wijze waarop en verdere procedures moeten in een verordening worden geregeld.
Koning en ministers vormen samen de regering. Zo staat het in de Grondwet. In de praktijk is er ook sprake van de regering als het gaat om de Koning en één of meer ministers.
Eerste vertegenwoordiger van alle burgemeesters in het werk-gebied van een regionale eenheid van de nationale politie. Heeft onder meer tot taak om ten minste eenmaal in de vier jaar leiding te geven aan het overleg van de gezamenlijke burgemeesters en de hoofdofficier van justitie over het beleidsplan en het jaarverslag. Voert regelmatig overleg met de politiechef en de hoofdofficier van justitie (driehoek)
(zie ook: politie in de regio)
In elke provincie is een regionale publieke omroep actief; in Zuid-Holland twee. Sinds begin 2014 wordt de regionale omroep niet langer gefinancierd uit het Provinciefonds. Het geld komt nu uit de mediabegroting van het ministerie van OCW en loopt via het Commissariaat voor de Media. De Stichting Regionale Omroep overleg en samenwerking (ROOS) komt op voor de gezamenlijke belangen van de regionale omroepen en coördineert het overleg met overheden. Belangrijk beginsel is daarbij dat de omroepen hun taak in onafhankelijkheid, ook van de politiek, kunnen doen.
De regionale omroepen zijn aangewezen als calamiteitenzenders. Tussen de veiligheidsregio’s en de dertien omroepen zijn convenanten afgesloten over het functioneren van de omroepen bij calamiteiten en rampen.
De Provinciewet verplicht Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten tot het opstellen van regels waaraan zij zich als bestuurder en volksvertegenwoordigers moeten houden bij hun vergaderingen en het nemen van besluiten. GS stellen hun eigen reglement vast en brengen het ter kennis van Provinciale Staten. Reglementen kunnen per provincie verschillen.
Sinds 2012 zijn de provincies verantwoordelijk voor de restauratie en herbestemming van rijksmonumenten in hun gebied. Om aan die nieuwe taak te kunnen voldoen wordt Ä 20 miljoen per jaar van de begroting van het ministerie van OCW gedecentraliseerd naar de provincies. Uit een eerste evaluatie is gebleken dat de eigen verantwoordelijkheid van de provincies ertoe heeft geleid dat zij erin zijn geslaagd meer geld dan voorheen uit publieke en private fondsen te krijgen voor dit onderdeel van het cultuurbeleid.
Zie: grootste gemiddelden; grootste overschotten
Zie: GBO provincies
Gangbare aanduiding voor de centrale overheid.
Naast de samenwerking van alle provincies in het IPO zijn er samenwerkingsverbanden tussen een aantal provincies in de regio. Doel van die samenwerking is het gezamenlijk ontwikkelen van beleidsvisies, het samen aanpakken van grensoverschrijdende problemen, het als eenheid optreden in het overleg met het kabinet en het behartigen van gezamenlijke belangen bij Europa. Groningen, Fryslân en Drenthe doen dat in het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). Gelderland en Overijssel werken samen op basis van een gezamenlijke investeringsagenda ‘Oost-Nederland maakt het’.
(zie ook: euregio’s)
Sinds eind 2013 mogen decentrale overheden als provincies, gemeenten en waterschappen hun vermogen niet meer zelf (bijvoorbeeld in het buitenland) beleggen. Ze zijn verplicht hun financiële middelen die niet direct nodig zijn voor uitvoering van het beleid – tegen een rentevergoeding – aan te houden in de Nederlandse schatkist.
(zie ook: Wet Fido)
Artikel 62 van de Provinciewet geeft de minister van Binnenlandse Zaken de mogelijkheid de commissaris van de Koning te schorsen. Voorafgaand aan een beluit tot schorsing kan de minister bepalen dat de commissaris zijn functie niet uitoefent. Maar als niet binnen een maand wordt besloten dat de commissaris wordt geschorst, kan hij weer aan het werk. Tot schorsing kan bijvoorbeeld worden besloten voor de periode die nodig is voor het overleg tussen de Staten en de minister over de redenen die de Staten hebben om de commissaris voor ontslag voor te dragen.
De Kroon (regering) kan besluiten van decentrale overheden schorsen en vernietigen wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Bij een besluit van het provinciebestuur – Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten – kan de commissaris van de Koning aan de minister op wiens terrein het besluit betrekking heeft, melden dat naar zijn oordeel het besluit voor vernietiging in aanmerking komt.
Bij een besluit van het gemeentebestuur – gemeenteraad of college van B en W – kunnen de burgemeester of Gedeputeerde Staten de melding doen. Is het de burgemeester dan moet de melding lopen via Gedeputeerde Staten die de melding met hun advies aan de minister doorzenden.
Bij een besluit van de burgemeester kan de commissaris van de Koning de melding doen.
Melding heeft altijd schorsing van het besluit tot gevolg.
De betrokken minister moet overleg voeren met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voordat aan de Kroon een voordracht kan worden gedaan tot vernietiging van het besluit. De regering hoeft niet te besluiten tot vernietiging; zij heeft in deze zaken discretionaire bevoegdheid.
(zie ook: interbestuurlijk toezicht; toezicht)
De eerste medewerker, adviseur van Gedeputeerde Staten, van de commissaris van de Koning en van door GS ingestelde commissies is de secretaris, hoofd van het ambtelijk apparaat. In een aantal provincies draagt de secretaris ook de titel directeur. Hij is neven-geschikt aan de griffier, die werkt voor Provinciale Staten. Hij is bij de vergaderingen van GS en is medeondertekenaar van alle uitgaande stukken. De secretaris wordt benoemd, geschorst en ontslagen door Gedeputeerde Staten.
Andere, niet-officiële, naam voor de Eerste Kamer.
Een lid van de Eerste Kamer wordt in het spraakgebruik ook wel senator genoemd. Dit ter onderscheiding van Kamerlid, waarmee doorgaans een lid van de Tweede Kamer wordt bedoeld.
Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer. Stelsel van de gezamenlijke provincies voor het beheer van waardevolle natuurterreinen en natuur-en landschapswaarden.
Naast de algemene uitkering uit het provinciefonds kunnen provincies specifieke uitkeringen krijgen. Die zijn altijd bestemd voor taken die door de rijksoverheid aan provincies worden opgedragen (medebewind). Het geld voor het uitvoeren van het werk komt van de begroting van het ministerie dat de taak uitbesteedt. Het mag nergens anders aan worden uitgegeven.
De provincie moet de taak uitvoeren zoals de minister heeft voorgeschreven. Over de besteding van het geld en de wijze van uitvoering moet verantwoording worden afgelegd.
(Zie ook: brede doeluitkering)
Officieel publicatiemedium van het Koninkrijk der Nederlanden.
In het Staatsblad worden alle wetten, Algemene Maatregelen van Bestuur en andere Koninklijke Besluiten waarbij algemeen verbindende voorschriften worden vastgesteld, gepubliceerd. Pas na publicatie worden wetten, besluiten en regelingen van kracht. Sinds 1 juli 2009 bestaat het Staatsblad alleen nog in digitale vorm.
Officieel publicatiemedium van de overheid waarin worden afgekondigd bij ministeriële regeling vastgestelde algemeen verbindende voorschriften, besluiten van provincies, gemeenten
en waterschappen. Ook sommige kleine Koninklijke Besluiten, zoals benoemingen, zijn hierin te vinden. Sinds 1 juli 2009 verschijnt de Staatscourant alleen nog digitaal.
Wanneer bij stemming in een vergadering van Gedeputeerde Staten of Provinciale Staten er evenveel voor- als tegenstanders zijn, staken de stemmen. De provinciewet bepaalt hoe dan te handelen.
Staken de stemmen in een vergadering van Gedeputeerde Staten en gaat het niet over personen, dan beslist de stem van de voorzitter. Gaat het over personen (dus schriftelijke stemming) dan wordt er in dezelfde vergadering opnieuw gestemd. Staken de stemmen weer dan beslist het lot. Voor Provinciale Staten gelden bij stemming over personen dezelfde regels.
Staken de stemmen in een vergadering van Provinciale Staten dan is er een aantal mogelijkheden. Bepalend is of er sprake is van een voltallige vergadering. Dat is een vergadering waarin alle Statenleden in persoon aanwezig zijn en, met uitzondering van die Statenleden voor wie een stemverbod geldt, hun stem hebben uitgebracht. Staken de stemmen in een voltallige vergadering dan is het voorstel verworpen. Staken de stemmen in een niet-voltallige vergadering, dan wordt er in een volgende vergadering opnieuw gestemd. Is het aantal voorstanders dan weer even groot als het aantal tegenstanders, dan is het voorstel verworpen.
Provinciale Staten kunnen op alle beleidsterreinen commissies uit hun midden instellen. Dergelijke commissies kunnen bijvoorbeeld besluitvorming van de Staten voorbereiden, overleg voeren met gedeputeerden, hoorzittingen houden, bezoeken afleggen.
zie: stemwaarde
Leden van Provinciale Staten mogen hun stem niet laten bepalen door anderen, ook niet door hun partij of fractie. Elke opdracht of verzoek om ergens voor of tegen te stemmen, dienen zij naast zich neer te leggen.
Over benoeming, voordrachten of aanbevelingen moet altijd schriftelijk worden gestemd.
(zie ook: staken stemmen)
Een lid van Provinciale Staten mag niet deelnemen aan een stemming over zaken die hem direct of indirect aangaan of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken. Hij mag ook zijn stem niet uitbrengen bij vaststelling of goedkeuring van de rekening van een organisatie waarbij hij financieel of als bestuurder is betrokken.
(zie ook: nevenfuncties)
Bij het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen voor de Eerste Kamer wordt een wegingssysteem toegepast. Omdat het getrapte verkiezingen zijn en dus de door de Statenleden uitgebrachte stemmen geen directe relatie hebben met het aantal kiezers dat ze vertegenwoordigen, is een systeem ontworpen waardoor wél een relatie wordt gelegd. Van elke uitgebrachte stem wordt de stemwaarde bepaald. Dat gebeurt door het inwonertal van een provincie te delen door het honderdvoud van het aantal Statenleden van de provincie. De uitkomst van deze berekening wordt afgerond op het naastliggende hele getal. (Bij een breuk van ½ of meer afronding naar boven, bij minder dan een ½ naar beneden). Het aantal op een partij in de provincie uitgebrachte stemmen wordt vervolgens vermenigvuldigd met de stemwaarde. Die uitkomst is het stemcijfer.
Een rekenvoorbeeld: In een provincie A worden op lijst 1 tien stemmen uitgebracht. In provincie B krijgt diezelfde lijst vijftien stemmen. In provincie A is de stemwaarde 100. Dan is het stemcijfer van lijst 1 daar 10 x 100 = 1000. In provincie B is de stemwaarde 400. Dan is het stemcijfer van lijst 1 daar 15 x 400 = 6000. Uit deling van het totale aantal stemcijfers door het aantal te verdelen zetels resulteert de kiesdeler. Is die bijvoorbeeld 2000 dan heeft een partij om één zetel te behalen een stemcijfer van 2000 nodig. Haalt lijst 1 in alle provincies een stemcijfer van 52.000 dan krijgt ze 52.000 gedeeld door 2000, is 26 zetels toegewezen
Provinciale Staten zijn bevoegd op overtreding van verordeningen straffen te stellen. Die mogen echter niet hoger zijn dan drie maanden gevangenschap of een geldboete van de tweede
categorie (volgens de geldende wet Ä 4.050).
Provinciale Staten zijn verplicht voor het gehele grondgebied van de provincie één of meer structuurvisies vast te stellen. Tezamen vormen die visies het beleidskader voor de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie in een periode van tien jaar. In een structuurvisie komen vrijwel alle onderwerpen aan de orde die te maken hebben met de inrichting van de ruimte in de provincie, dus zowel wonen, werken en verkeer, als recreatie, landbouw, milieu en water, landschap en cultuur-historische waarden. Bij de opstelling van een structuurvisie moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid en met gemeentelijk beleid. Een structuurvisie is niet bindend voor gemeentebesturen. Om gemeenten wel aan de visie te binden, moeten Provinciale Staten bij verordening algemeen verbindende voorschriften vaststellen.
De provincie als middenbestuur kan hierbij ten volle tot haar recht komen. De Wet ruimtelijke ordening geeft voorschriften voor coördinatie van rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid en bepaalt ook hoe en wanneer de centrale overheid kan ingrijpen in het beleid van een provinciebestuur en gemeentebestuur en de provinciale overheid in dat van een gemeentebestuur. Een provinciebestuur kan bijvoorbeeld een gemeentebestuur een aanwijzing geven om een bestemmingsplan te herzien. Ook kan de provincie de inwerkingtreding van een bestemmingsplan blokkeren of ten behoeve van het realiseren van een eigen provinciaal beleid een inpassingsplan (een eigen bestemmingsplan) vaststellen.
Soortgelijke mogelijkheden heeft de rijksoverheid ten opzichte
van de provincie.
(zie ook: aanwijzingsbevoegdheid)
Wanneer decentrale overheden nalaten in medebewind gevorderde taken uit te voeren of deze niet naar behoren uitvoeren – hun taak verwaarlozen – kunnen het Rijk, Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning ingrijpen door ervoor te zorgen dat verplichtingen alsnog worden nagekomen. Dat heet indeplaatsstelling.
Bij taakverwaarlozing door het college van B en W of de gemeenteraad moeten Gedeputeerde Staten ingrijpen.
Verwaarloost de burgemeester zijn taak dan moet de commissaris van de Koning ingrijpen.
Laten GS of de commissaris ingrijpen na, dan kan de minister dat in hun plaats doen.
Wanneer Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning hun taak verwaarlozen, moet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ingrijpen.
(zie ook: interbestuurlijk toezicht; interventieladder, toezicht)
Besluiten van het provinciebestuur die in beginsel algemeen geldend zijn, moeten voor iedereen toegankelijk en gratis ter inzage liggen. Digitale bekendmaking voldoet ook aan deze eis.
(zie ook: Provinciaal Blad)
De Grondwet bepaalt dat toezicht op de besturen van provincies, gemeenten en waterschappen bij wet moet worden geregeld.
In de Provinciewet wordt het toezicht door de commissaris van de Koning op de burgemeester, door Gedeputeerde Staten op de gemeenten en waterschappen geregeld. Ook in andere wetten kan toezicht geregeld zijn, zoals in de Wet revitalisering generiek toezicht, de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wet ruimtelijke ordening, de Waterschapswet. Ingrijpen bij taakverwaarlozing is ook een vorm van toezicht. De toezichthouder moet zich(laten) informeren over de vraag of een zaak of handeling voldoet aan de eisen die daaraan gesteld (mogen) worden. Daartoe moet hij een interventieladder doorlopen. Op grond van de verworven informatie moet hij zich een oordeel vormen. Dat oordeel kan tot ingrijpen leiden.
Er is een aantal soorten van toezicht: interbestuurlijk toezicht (hogere overheid ziet toe op uitvoering van medebewindtaken door lagere overheid), nalevingstoezicht (naleving door bedrijven van bijvoorbeeld milieuvoorschriften) en uitvoeringstoezicht (toezicht door minister op bijvoorbeeld zelfstandige bestuurs-organen).
(zie ook: schorsing en vernietiging)
De commissaris van de Koning kan een besluit van een burgemeester ter vernietiging voorleggen aan de minister op wiens terrein het besluit betrekking heeft. Een minister kan ook op eigen initiatief op vernietiging aansturen.
Rijk en provincies zijn de wettelijke toezichthouders op de gemeenten. De provincie houdt toezicht op de uitvoering van medebewindstaken op het terrein van ruimtelijke ordening, bouwen, milieu, huisvesting, monumenten en veiligheid van constructies. Het toezicht door het Rijk richt zich op terreinen waarop provincies geen wettelijke taak hebben, zoals bijvoorbeeld uitvoering van sociale wetten of onderwijswetten. Als gemeenten besluiten nemen die in strijd zijn met het recht of het algemeen belang kan de Kroon deze besluiten bij Koninklijk Besluit schorsen en/of vernietigen. Dat kan gebeuren op voordracht van Gedeputeerde Staten, de burgemeester of op initiatief van de minister zelf. Elke toezichthouder moet, voordat hij een besluit tot schorsing of vernietiging neemt een interventieladder doorlopen. De opdracht aan de commissaris van de Koning om met enige regelmaat de gemeenten in zijn provincie te bezoeken en de minister van Binnenlandse Zaken te informeren als hij van oordeel is dat er in een gemeente iets niet goed gaat is ook een vorm van toezicht.
Toezicht op het provinciebestuur wordt uitgevoerd door ministers. De regering komt eraan te pas als het naar het inzicht van een minister toezicht moet leiden tot vernietiging van besluiten. Daarover moet de Kroon beslissen. Het vernietigingsbesluit wordt vastgelegd in een Koninklijk Besluit. Een aantal in de Provinciewet vastgelegde besluiten van Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten is onderworpen aan preventief toezicht (goedkeuring) door de centrale overheid, zoals verordeningen waarin aan Statenleden voordelen – anders dan onkostenvergoedingen of -tegemoet-komingen – worden toegekend en begroting en begrotings-wijzigingen.
De commissaris van de Koning kan besluiten van Gedeputeerde Staten en van Provinciale Staten ter vernietiging voordragen aan de minister op wiens terrein het besluit betrekking heeft. Een minister kan ook op eigen initiatief handelen.
Omdat de provincies de taakvervulling van waterschappen moeten inpassen in hun algemeen beleid is de taakbehartiging door en het feitelijk handelen van de waterschappen onderworpen aan het toezicht van de provincies.
Gedeputeerde Staten hebben de bevoegdheid besluiten van het bestuur van een waterschap te vernietigen wanneer zij van oordeel zijn dat een besluit in strijd is met het recht of het algemeen belang. Een aantal besluiten van een waterschapsbestuur – bijvoorbeeld regeling van waterbeheersing, aanleg en verbetering van waterstaatswerken – is aan de voorafgaande goedkeuring door GS onderworpen (preventief toezicht). Zowel tegen goedkeurings- als vernietigingsbesluiten kunnen belanghebbenden in beroep gaan bij de rechtbank; tegen de uitspraak van de rechtbank kan hoger beroep worden ingesteld bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aanduiding voor de systematiek die gehanteerd wordt bij de jaarlijkse vaststelling van de stijging of daling van de bedragen uit de rijksmiddelen, beschikbaar voor de algemene uitkering uit het Provinciefonds en het Gemeentefonds.
(zie ook: accres)
De leer van de machtenscheiding. In een rechtsstaat behoren de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht van elkaar gescheiden te zijn. De leer staat op naam van de Franse filosoof Montesquieu. Hij zette haar in 1748 uiteen in zijn boek
‘De l’esprit des Lois’.
Samen met de Eerste Kamer vormt de Tweede Kamer de Staten-Generaal, ook wel het parlement genoemd. Ze telt 150 leden die, als regel om de vier jaar, rechtstreeks worden gekozen.
De hoofdtaken van de Tweede Kamer zijn medewetgeving en controle van de regering. Ze heeft budgetrecht, recht van amendement, recht van initiatief, recht van interpellatie, recht van enquête en recht van informatie. Een kabinet is voor zijn aantreden en voortbestaan afhankelijk van het vertrouwen van een Kamer-meerderheid. Tegenover deze vertrouwensregel staat de bevoegdheid van de regering de Kamer te ontbinden.
Koepelorganisatie van de waterschappen en werkgeversorganisatie van de medewerkers van de waterschappen. De vereniging, gevestigd in Den Haag, is er voor beleidsontwikkeling en gezamenlijke belangenbehartiging bij regering en parlement en bij de Europese Unie. Ze wordt ook, afhankelijk van het beleidsterrein, betrokken bij onderhandelingen over en het sluiten van een bestuursakkoord. Alle waterschappen zijn vertegenwoordigd in de ledenvergadering.
Nederland is opgedeeld in 25 veiligheidsregio’s, waarin brandweer, geneeskundige hulpverlening (GHOR), politie en gemeenten samenwerken ter voorkoming van, voorbereiding op en bestrijding van crises en rampen. Het bestuur van een veiligheidsregio bestaat uit alle burgemeesters in de regio. De voorzitter wordt, gehoord het bestuur en op advies van de commissaris van de Koning, uit hun midden bij Koninklijk Besluit benoemd. De hoofdofficier van justitie in de regio en de voorzitter van het waterschap worden uitgenodigd om aan vergaderingen deel te nemen, de commissaris om aanwezig te zijn.
Het bestuur van een veiligheidsregio moet een regionaal risico-profiel, een beleidsplan, een crisisplan en een rampenbestrijdingsplan opstellen. Veiligheidsregio’s moeten een gemeenschappelijke meldkamer hebben. De verplichte samenwerking in veiligheids-regio’s verhindert niet dat gemeenten de kiezen voor een eigen, gemeentelijke brandweer. De voorzitters van de 25 veiligheids-regio’s vormen het Veiligheidsberaad, dat ook fungeert als aanspreekpunt voor het kabinet. De Wet veiligheidsregio’s (Wvr) vervangt sinds 1 oktober 2010 de Brandweerwet, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en
de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo).
zie: burgerjaarverslag; inlichtingen- en verantwoordingsplicht; jaarverslag.
Zonder de toestemming van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mag de commissaris van de Koning niet langer dan zes weken buiten de provincie verblijven. Toestemming mag alleen worden gegeven als zijn afwezigheid niet in strijd is met het belang van de provincie.
Leden van Provinciale Staten en van Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning mogen bepaalde nevenactiviteiten niet uitoefenen omdat dat verstrengeling van belangen zou kunnen opleveren. Zij mogen bijvoorbeeld niet als advocaat of adviseur
van een tegenpartij van de provincie optreden, geen werk voor
de provincie aannemen, niet als vertegenwoordiger of adviseur optreden voor bedrijven, organisaties of personen die zaken (willen) doen met de provincie.
Het geheel van criteria op grond waarvan voor iedere provincie de hoogte van de jaarlijkse algemene uitkering wordt berekend.
Koepelorganisaties van de Nederlandse gemeenten, gevestigd in Den Haag. Belangenbehartiger van de gemeenten bij regering, parlement, maatschappelijke organisaties. Platform voor opinie-vorming over lokaal bestuur. Partnerorganisatie van het IPO. In een aantal gevallen, bijvoorbeeld over het sluiten van een bestuurs-akkoord, onderhandelen IPO en VNG gezamenlijk met de centrale overheid. Voorzitter van het VNG-bestuur is altijd een burgemeester.
Provinciale Staten kiezen, als regel om de vier jaar, de 75 leden van de Eerste Kamer. Dat moet binnen drie maanden na de verkiezing van Provinciale Staten, tenzij de Eerste Kamer is ontbonden
vóór het einde van haar zittingstermijn van vier jaar. De twaalf Provinciale Staten moeten op de dag van de verkiezingen om
drie uur ’s middags stemmen.
(zie ook: stemwaarde)
Eenmaal per vier jaar worden de leden van Provinciale Staten gekozen door kiesgerechtigde (ten minste 18 jaar en Nederlandse nationaliteit) inwoners van de provincie. Provinciale Staten kunnen niet, zoals wel de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, worden ontbonden.
zie: beëdiging.
zie: schorsing en vernietiging; toezicht.
Provinciale algemeen verbindende voorschriften hebben de vorm van een verordening (vergelijkbaar met een wet op centraal niveau). Voorstellen tot het vaststellen van verordeningen kunnen worden gedaan door Gedeputeerde Staten en door één of meer leden van Provinciale Staten. Verordeningen worden vastgesteld door Provinciale Staten, de wetgevende macht in de provincie.
(zie ook: recht van initiatief)
De Grondwet legt de bevoegdheid om verordeningen vast te stellen bij Provinciale Staten. Daarmee zijn zij de enige wetgever op provinciaal niveau. Dat is anders dan op het landelijk niveau. Daarvoor bepaalt de Grondwet dat regering en Staten-Generaal gezamenlijk wetgever zijn. Er wordt ook wel gesproken over regelgevende bevoegdheid. Verordeningen vallen onder dat begrip, maar ook regelingen door GS, interne regelingen en beleidsregels.
De procedure om van een ontwerpverordening tot een verordening te komen. De procedure is niet in alle provincies gelijk. Er is wel enige uniformering en er wordt meer en meer gestreefd naar verdere uniformering. Meestal hanteren provincies eigen aan-wijzingen voor provinciale regelgeving (APR) en/of een model voor het opstellen van verordeningen. In grote lijnen wordt deze procedure gevolgd:
ambtelijke voorbereiding van het GS-dossier, waaronder de tekst van de ontwerpverordening; tot de voorbereiding behoort toetsing aan onder meer mogelijke strijdigheid met de wet, de uitvoerbaarheid, de lasten voor burgers, de helderheid en de handhaafbaarheid; besluitvorming door Gedeputeerde Staten; toezending aan Provinciale Staten; behandeling ontwerp in Statencommissie; daarbij kan er overleg zijn met gedeputeerde(n), kan extern advies worden ingewonnen, kunnen hoorzittingen worden gehouden, voorstellen tot wijziging van het ontwerp worden ingediend en besproken; is uit het overleg tussen gedeputeerde(n) en de Statencommissie gebleken dat het ontwerp moet worden aangepast om de goedkeuring van Provinciale Staten te krijgen, dan kan het nodig zijn dat GS een memorie van antwoord (MvA) en/of nota van wijziging (NvW) opstellen; die worden niet meer in commissieverband behandeld; behandeling van ontwerp, inclusief MvA en/of NvW, in vergadering van Provinciale Staten; verdediging van het ontwerp door gedeputeerde(n), bespreking van en stemming over amendementen, stemming over (gewijzigd) ontwerp. Het is mogelijk een ontwerp af te handelen als hamerstuk, dus zonder stemming; de voorzitter van Provinciale Staten (als regel de commissaris) en de griffier tekenen het besluit; bekendmaking in Provinciaal Blad en/of via de website van de provincie.
In de provinciale begroting moet een aantal verplichte uitgaven worden opgenomen, zoals renten en aflossingen van geldleningen en andere opeisbare schulden, aan de provincie bij of krachtens de wet opgelegde uitgaven of uitgaven die voortvloeien uit mede-bewindstaken. Voldoet een begroting niet aan die voorwaarde, of is er te weinig geld uitgetrokken om aan verplichtingen te voldoen, dan moet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties ingrijpen door alsnog de verplichte uitgaven op te voeren en te zorgen voor voldoende dekking, zo nodig ten koste van andere uitgaven van de provincie.
Onderdeel van de immuniteit (onschendbaarheid) van provincie-bestuurders en provincieambtenaren die aan beraadslagingen deelnemen, is het recht om te weigeren getuigenis af te leggen.
De commissaris van de Koning en gedeputeerden kunnen zich ook op dit recht beroepen wanneer het gaat om hun informatieplicht.
Voor het opstellen van een aanbeveling voor benoeming van een commissaris van de Koning stellen Provinciale Staten uit hun midden een vertrouwenscommissie in. Die spreekt vertrouwelijk met kandidaten en legt aan de staten een ontwerpaanbeveling voor.
De commissie is als regel samengesteld uit vertegenwoordigers van alle fracties.
Voor een werkbare verhouding tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten is vertrouwen een eerste voorwaarde.
De Provinciewet bepaalt wat er moet gebeuren als het vertrouwen komt te vervallen. Zij gaat daarin verder dan Grondwet of andere wetten die betrekking hebben op de verhouding tussen Staten-Generaal en regering. In die verhouding geldt het ongeschreven staatsrecht dat een kabinet, een minister of staatsecretaris moet aftreden als er geen vertrouwen meer is. Provinciale Staten kunnen het vertrouwen opzeggen in de commissaris van de Koning, in het college van gedeputeerde staten of in één of meer leden van dat college, die overigens ook zelf kunnen vaststellen dat het hen aan vertrouwen ontbreekt. Opzegging van vertrouwen in een gedeputeerde leidt tot ontslag als de gedeputeerde niet onmiddellijk opstapt. Opzegging van vertrouwen in de commissaris leidt als regel tot beraad met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en vervolgens tot ontslag door de Kroon.
(zie ook: benoeming; herbenoeming; ontslag commissaris; schorsing commissaris)
Per 1 januari 2015 zijn de zogenoemde Plusregio’s – verplichte samenwerking op een aantal beleidsterreinen, waaronder openbaar vervoer, tussen gemeenten in acht regio’s – afgeschaft. Daardoor is de verantwoordelijkheid voor het openbaar vervoer
in de regio, inclusief het verlenen van concessies aan vervoer-bedrijven, bij de provincies komen te liggen. Alleen in de Randstad blijven vervoerregio’s bestaan. Rond Amsterdam en Rotterdam/Den Haag ligt de verantwoordelijkheid voor verkeer en vervoer en dus voor de bereikbaarheid van de regio, bij twee nieuw opgerichte vervoersregio’s. Voor het uitvoeren van het beleid krijgen deze vervoerregio’s, zoals ook de provincies, geld van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De vervoerregio Amsterdam is een samenwerking tussen 16 gemeenten in de stadsregio Amsterdam en de provincie Noord-Holland. De vervoerregio Rotterdam/Den Haag omvat 24 gemeenten in deze stadsregio’s en de provincie Zuid-Holland.
(zie ook: brede doeluitkering)
Vergadering waarin alle leden van Provinciale Staten – met uitzondering van de leden voor wie een stemverbod geldt – hun stem hebben uitgebracht.
Benoeming van een commissaris van de Koning gebeurt door de Kroon op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die zich bij het doen van de voordracht als
regel heeft te houden aan de aanbeveling van Provinciale Staten.
Stem die bij verkiezingen wordt uitgebracht op een andere kandidaat dan de lijstrekker van dezelfde lijst. Om met voorkeurstemmen te worden gekozen moet een kandidaat voor Provinciale Staten 25 procent van de kiesdeler halen. Dat percentage geldt ook voor een kandidaat voor de Tweede Kamer. Voor de Eerste Kamer geldt de kiesdeler als drempel, dus 100 procent. Voor gemeenteraadsverkiezingen geldt 25 procent, tenzij de raad minder dan
19 zetels telt. Dan is 10 procent voldoende; hetzelfde percentage geldt voor het Europees Parlement.
Elk lid van Provinciale Staten heeft het recht aan de commissaris van de Koning en aan gedeputeerden mondeling of schriftelijk vragen te stellen. Op vragen moet geantwoord worden tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet.
(zie ook: inlichtingen-en verantwoordingsplicht; interpellatie; verschoningsrecht)
zie: omgevingsdiensten
Indien de commissaris van de Koning is verhinderd of om andere reden niet in staat is zijn ambt uit te oefenen, wijzen Gedeputeerde Staten uit hun midden een vervanger aan.
Een door Provinciale Staten uit hun midden te kiezen lid vervangt de commissaris als voorzitter van de Staten.
Overheidsinstantie die binnen de stroomgebieden en afwateringsgebieden van de Nederlandse wateren de waterhuishouding regelt. Eén van de oudste bestuursinstanties in het staatsbestel. Met de term waterschap (hoogheemraadschap) wordt ook het gebied zelf aangeduid. Het waterschap zorgt voor het beheer van duinen, zee- en rivierdijken en andere waterkeringen, voor zuiveren van afvalwater en voor voldoende en schoon water. Het heeft eigen inkomsten uit zuiverings-, verontreinigings- en watersysteemheffingen. Er zijn 24 waterschappen. Ze worden bestuurd door een algemeen bestuur, waarvan een deel eenmaal per vier jaar wordt gekozen door bewoners van het gebied van het waterschap. Die verkiezingen vallen samen met de verkiezingen voor Provinciale Staten.
In het bestuur, dat 18 tot 30 leden telt, worden vertegenwoordigers van eigenaren van grond, natuurgebieden of bedrijfsgebouwen aangewezen door belangenorganisaties als het Bosschap, de Kamers van Koophandel, landbouworganisaties. Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden een dagelijks bestuur. Aan het hoofd van beide besturen staat de dijkgraaf, een op aanbeveling van het algemeen bestuur, door de Kroon benoemde bestuurder. De 4 tot 8 leden van het dagelijks bestuur worden wel (hoog)heemraad genoemd. Het algemeen bestuur stelt het beleid vast en controleert het dagelijks bestuur.
De provincie heeft belangrijke verantwoordelijkheden op het gebied van waterbeheer. Ze zijn geregeld in de Provinciewet (toezicht), de Waterschapswet, de Waterwet, de Wet ruimtelijke ordening. Provinciale Staten hebben de bevoegdheid waterschappen in te stellen, samen te voegen of op te heffen. Zij stellen bij verordening de inrichting en het reglement van een waterschap vast. Gedeputeerde Staten zijn belast met het toezicht op het doen en laten van waterschapsbesturen. De Waterwet draagt Provinciale Staten onder meer op veiligheidsnormen voor het waterbeheer vast te leggen, toezicht uit te oefenen op alle dijken en andere waterkeringen ter bescherming tegen overstromingen en regionale waterplannen vast te stellen voor het in de provincie te voeren waterbeleid.
Beheer en gebruik van watersystemen zijn geregeld in de Waterwet. De wet bepaalt welke bestuurlijke instantie – rijk, provincie, gemeente, waterschap of een andere beheerder – in de keten van beheer verantwoordelijk is voor wat, hoe daarbij hun onderlinge betrokkenheid is en aan wie beheerders verantwoording moeten afleggen. In de wet ligt ook de grondslag voor het nationale en
het regionale waterbeleid. Ook voorschriften ter voorkoming en bestrijding van waterverontreiniging zijn onderdeel van deze wet.
Door de gemeenteraad, op voorstel van één of meer coalitiefracties gekozen dagelijks bestuurder van een gemeente. Geen lid van de raad. Heeft als lid van het college van B en W een eigen portefeuille, takenpakket. Kan echter niet zelfstandig besluiten. Elk besluit dient de goedkeurring te hebben van het college.
(zie ook: collegiaal bestuur)
De Wet financiering decentrale overheden regelt hoe provincies en gemeenten hun geld en kapitaal moeten beheren. Zo bepaalt de wet hoeveel geld die overheden mogen lenen voor een periode van maximaal één jaar (kasgeldlimiet) en hoeveel er maximaal geleend mag worden voor een langer tijdvak (renterisiconorm).
(zie ook: schatkistbankieren)
In de Wet houdbare overheidsfinanciën zijn vastgelegd de in de eurozone ( landen van de Europese Unie met de euro als munt) afgesproken normen voor de hoogte en de jaarlijkse toename van de overheidsschuld. In de nationale overheidsschuld tellen ook de schulden en financieringstekorten van lagere overheden mee. Daarom geldt de wet ook voor provincies en gemeenten. De wet hanteert de normen van de Europese Monetaire Unie (EMU): geen hogere schuld dan 60 procent van het bruto binnenlands product, geen hoger financieringstekort dan 3 procent. De wet schrijft voor dat provincies en andere lagere overheden aan het naleven van de EMU-normen een gelijkwaardige bijdrage moete leveren als de rijksoverheid. Na overleg met de lagere overheden stelt de minister van Financiën vast welke limieten de gezamenlijke provincies en andere lagere overheden in acht moeten nemen.
Wet die, sinds 1 oktober 2012, het interbestuurlijk toezicht regelt.
Iedereen, Nederlander of niet, kan bij de overheid vragen om informatie over het handelen van een bestuursorgaan, dus ook van de provincie. De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bepaalt dat de gevraagde informatie moet worden gegeven, tenzij de overheid gemotiveerd een beroep kan doen op uitzonderingsregels die in de wet staan. Dat is bijvoorbeeld bescherming van de persoonlijke levenssfeer of de veiligheid van de Staat.
Een bestuursorgaan van de centrale overheid, ingesteld bij of krachtens een wet, dat zelfstandig bepaalde overheidstaken uitvoert. De minister op wiens terrein een zbo werkt, is niet verantwoordelijkheid voor wat het orgaan doet of nalaat. Hij kan het orgaan wel aanwijzingen geven. De Kamer kan hem daarvoor ter verantwoording roepen. Onder meer de Autoriteit Financiële Markten, de Kiesraad, Staatsbosbeheer en De Nederlandsche Bank en het Faunafonds (tot 1 januari 2016) zijn zelfstandige bestuursorganen.
Letterlijk: zitplaats voor volksvertegenwoordiger in de vergaderzaal van provinciale staten. In overdrachtelijke zin: aantal te verdelen plaatsen bij verkiezing van vertegenwoordigende lichamen en aantal verkozen kandidaten van een partij bij verkiezingen.
Een lid van Provinciale Staten die uit zijn fractie treedt of wordt gezet, kan zijn zetel behouden. Niettemin wordt dat wel als zetelroof beschouwd. In die redenering gaat men ervan uit dat de zetel eigendom is van de partij waartoe het Statenlid behoorde. Daartegenover staat de opvatting dat een lid van de Staten in beginsel een zelfstandige, onafhankelijke positie bekleedt, ook ten opzichte van de partij waartoe hij behoort (stemmen zonder last) en een eigen mandaat van de kiezers heeft. De aanhangers van die laatste redenering worden gesteund door het oordeel van de Hoge Raad uit 1988 dat afspraken die politieke partijen maken met (kandidaat)volksvertegenwoordigers over het afstand doen van de zetel in geval van conflict met partij of fractie, nietig zijn.
De periode tussen twee reguliere verkiezingen is de zittingsduur van volksvertegenwoordigingen. Voor Provinciale Staten is de zittingsduur vier jaar. Dat geldt ook voor gemeenteraden. Van die duur kan alleen bij wet worden afgeweken (bijvoorbeeld na fusie van gemeenten). De periode van vier jaar staat vast omdat Provinciale Staten en gemeenteraden niet tijdens de zittings-periode ontbonden kunnen worden, zoals wel het geval is voor Eerste Kamer en Tweede Kamer. die als regel ook een zittingsduur van vier jaar hebben.