Sheila Sitalsing

Column van Sheila Sitalsing

05 oktober 2022 Als je de column wilt lezen van Sheila Sitalsing wilt lezen die ze uitsprak op het IPO jaarcongres. Klik dan hier.

Goedemorgen,

 

Als je in de Van Dale het begrip ruimte opzoekt, stuit je op drie betekenissen. 

 

Betekenis 1: Ruimte is plaats om zich uit te strekken, als in: iemand de ruimte geven.

 

Betekenis 2. Ruimte is een plaats die door grenzen wordt bepaald

 

En betekenis 3 is bijna het tegengestelde van 2, namelijk: ruimte is een onbegrensde verzameling van plaatsen. Zoals het heelal. Of zoals in: gezwam in de ruimte.

 

Vandaag gaat het over betekenis 2 van het begrip ruimte.

 

Ruimte als een begrensde plek, een provincie die ergens ophoudt, een land waarin je niet straffeloos kan blijven stapelen. Het gaat vandaag dus vooral over fysieke grenzen.

 

Het gaat óók over ruimte in betekenis 1: de ruimte die bestuurders in het hele land willen om hun werk te kunnen doen, instrumenten en bevoegdheden om het beleid mede vorm te kunnen geven, om greep te krijgen en te houden over de uitvoerbaarheid.

 

En het gaat misschien ook een heel klein beetje over ruimte in betekenis 3.

Er wordt namelijk best veel gezwamd in de ruimte, niet door u, nooit door u, door ánderen. Waardoor problemen almaar zijn weg gedefinieerd totdat alle definities op waren en we nu het beest in de bek moeten kijken.

Vaak zijn die problemen weg gedefinieerd omdat degenen met de grootste mond het hardst schreeuwden in de ruimte, de ruimte helemaal opvulden met hun lawaai, waardoor er geen ruimte meer was in de hoofden van de bestuurders om na te denken over andere belangen. (Dat is meestal het moment waarop Johan Remkes wordt gebeld.)

Zo kon het komen dat immense vraagstukken heel lang uit de weg zijn gegaan, en nu aan uw voeten worden neergelegd. Hier: los maar op. Vul die begrensde ruimte maar zodanig in dat iedereen tot z’n recht komt en niemand boos achterblijft.

 

Ga er maar aan staan.

Want er zijn nogal wat claims op die begrensde ruimte.

Zo neemt een mens gemiddeld 65 vierkante meter woonruimte in.

Een koe kan met ongeveer 10 vierkante meter in de stal toe. Dat kan ook meer zijn, afhankelijk van hoe je zo’n koe huisvest en afhankelijk van waar zij naar de wc gaat en afhankelijk van aan wie je het vraagt. Wat de koe er zelf van vindt, weten we niet.

Een 80 kilometerweg is circa 2,75 meter breed; je kan hem zo lang maken als je wilt, tot je op een volwassen boom stuit. Die heeft ondergronds al snel 50 tot 80 kubieke meter wortelbare ruimte nodig.

Een beetje knappe omgekeerde vlag is al gauw 1,20 bij 1,80 meter, dat is precies even veel als een gewone vlag, toch lijkt de omgekeerde variant meer ruimte in te nemen – dat is vanuit natuurkundig perspectief heel interessant.

Beide vlaggen kunnen vrij wapperen in ruimte die toch nog niet in gebruik was, al woedt ook in de hoogte een strijd om de ruimte. Zo neemt een windmolen op de grond ongeveer 150 vierkante meter in, maar in de lucht aanzienlijk meer.

Een asielzoeker tot slot, zo blijkt uit mijn kleine en niet volledige onderzoek, neemt de minste ruimte in: een stoel waarin hij rechtop kan slapen, of een stukje gras ter grootte van een krant.  Wat vanuit ruimteperspectief bezien niet eens zo heel veel is.

 

Johan Remkes -  ik noemde hem al -  op wiens verlossende woord u allen ademloos zit te wachten terwijl we hier zitten, sprak een paar jaar geleden al de woorden: niet alles kan overal. Dat was ook voor u ongetwijfeld geen eye-opener of enorm diep inzicht, eerder een waarheid als een koe, maar het is soms kennelijk nodig om iets dat voor de hand ligt nog een keer op te schrijven.

 

De strijd om de beperkte ruimte krijgt steeds grimmiger trekken. We kunnen veel tijd en ruimte in het hoofd gebruiken om schuldigen aan te wijzen.

‘De overheid’ – altijd een fijne, abstracte boeman – die het zomaar zou hebben laten gebeuren dat de begrensde ruimte almaar voller werd, zonder daar radicaal in durven te kiezen, en nu met de rug tegen de muur de hele samenleving in een snelkookpan gooit.

‘De markt’ – ook een fijne, abstracte boeman – die weliswaar efficiënt maar ook zonder moraal zou zijn.

‘Burgers’, die enkel oog zouden hebben voor hun eigen smalle belang en niet bereid zouden zijn een beetje in te schikken of ongemak te lijden als het collectief daarom vraagt.

‘Ondernemers’, die altijd het onderste uit de kan zouden willen.

‘De politiek’ die steeds nadrukkelijker lijkt te hengelen naar deze smalle deelbelangen en almaar slechter in staat lijkt te zijn om te komen tot ‘de gruwelijke schoonheid van het compromis’, zoals Diederik Samsom dat ooit noemde.

‘De mens’ die altijd verder hoger en meer zou willen en daar niets voor zou willen opgeven. 

Ook gehoord: de Rabobank, de multinationals, nee de activisten juist, en de bomenknuffelaars, de bestuursrechter, de Polder, het individualisme en het egoïsme, nee juist al die mensenrechtenverdragen.

Eén constante in al deze analyses: het is altijd de schuld van de ander, of van het systeem, of van keuzes die de jouwe niet waren. Terwijl je de probleemanalyse natuurlijk ook bij jezelf kan laten beginnen.

 

Dat is misschien veel gevraagd van bestuurders die een publieke taak op zich hebben genomen en in deze strijd om de ruimte moeten kiezen. Hun opdracht klinkt simpel: kies en maak het waar.

Maar daarboven hangt de schaduw van een Rijksoverheid die piketpalen slaat in de begrensde ruimte, het geld er niet bijlevert om de paaltjes vervolgens te onderhouden, en met aanwijzingen dreigt om beleid uit te rollen dat van de tekentafel komt.

 

Nu weten we dat het vaak mis kan gaan bij de uitvoering van wetgeving en plannen die ver weg en hoog over achter een tekentafel zijn bedacht en vervolgens zijn neergekwakt bij uitvoeringsinstanties of over de schutting zijn geworpen naar lagere overheden – die laatste worden in Den Haag overigens ook vaak als een uitvoeringsloket beschouwd. Er zijn gruwelijke ervaringen opgetekend, van sociaal domein tot gaswinning, waarin mensen figureren die de weg kwijt zijn geraakt tussen balie en beleid en die vermalen zijn geraakt tussen goede intenties en de modderige praktijk. Mensen die in de begrensde ruimte proberen te wonen, te werken, te ondernemen, te recreëren. Te leven, te zijn.

 

De voorstellen om dit op te lossen zijn niet nieuw: formuleer politieke kaders bovenin en begin bij het invullen daarvan onderop. Door radicaal vanuit de praktijk te redeneren. En laat de uitvoeringsplannen vanuit de onderste uitvoeringslagen en bestuurslagen komen. Geef duidelijkheid, en geef vervolgens ruimte van onderaf, bestuurlijke ruimte. Het is een vraag die op steeds meer terreinen indringend wordt gesteld. En terecht.

 

Daar staat wel iets tegenover. Dat de bestuurlijke ruimte niet wordt gekaapt door degenen die zich het breedst maken en met de luidste stem ruimte komen opeisen. De zachtmoedigen hoeven misschien niet de héle aarde te beërven, maar ze zijn er ook nog. Dat heeft een naam: politieke moed. Daar begint alles mee: geef politieke moed de ruimte.

 

Ik dank u voor uw aandacht

******