Bezuinigen Provincies
  • Home
  • Lobby
  • Bezuinigingen op provincies zet voorzieningenniveau voor inwoners onder druk

Bezuinigingen op provincies zet voorzieningenniveau voor inwoners onder druk

25 maart 2025 Provincies ontvangen vanaf 2026 fors minder middelen door de invoeringsfouten met betrekking tot de BBP-systematiek en door een generieke korting van 10 procent op de Specifieke Uitkeringen (SPUK’s). Deze bezuinigingen van ruim 300 miljoen euro per jaar hebben een directe impact op het voorzieningenniveau op het gebied van onder andere natuur, infrastructuur en openbaar vervoer.
Meer weten Thema's
Ontwikkeling Provinciefonds loopt achter op het BBP

De BBP-systematiek is in 2024 geïntroduceerd als nieuwe systematiek voor de indexering van het provinciefonds en gemeentefonds. Het uitgangspunt is dat beide fondsen dus meegroeien met de ontwikkeling van het BBP. Echter loopt de ontwikkeling van beide fondsen vanaf 2026 juist achter op de ontwikkeling van het BBP. Het accres (de groei van de fondsen) is lager dan de groei van het BBP. Dit heeft twee oorzaken.

1. Bij de invoering van de BBP-systematiek is een nieuwe berekening gemaakt van het accres. Het volume-accres dat over de periode 2022-2026 stond gereserveerd werd opnieuw berekend, maar over de periode 2024-2026. Over de periode 2022-2023 is daardoor géén structureel volume-accres toegekend. Een korting van 240 miljoen euro.
2. In de systematiek wordt voor de inflatiecorrectie (prijs-accres) gekeken naar de ontwikkeling van het prijs BBP. Deze wordt gebaseerd op basis van de CEP-raming in het voorjaar. In de afgelopen jaren was de raming echter fors lager dan de werkelijke inflatie. In 2024 gaat het om een verschil van 1,1%. Een korting van 40 miljoen euro.

De groei van het provinciefonds is nodig voor het in stand houden van het voorzieningenniveau. Als de inflatiecorrectie en het volumegroei achterblijven bij de werkelijke ontwikkeling van het BBP, dan heeft dat directe consequenties voor het voorzieningenniveau.

Onderzoeken provinciale taken en de BBP-systematiek

Bij de invoering van de BBP-systematiek hebben de provincies aangegeven dat er onderzoek nodig is naar de kostenontwikkeling op de beleidsterreinen natuur, infrastructuur en openbaar vervoer. De provinciale taken op deze beleidsterreinen beslaan circa 2/3 van de provinciale begrotingen en zijn daarmee zeer bepalend voor de balans tussen taken en middelen. De onderzoeken moeten duidelijkheid bieden of de ontwikkeling van het provinciefonds op basis van het BBP wel volstaat om de kostenontwikkelingen op te kunnen vangen. De onderzoeken worden nu in samenwerking tussen Rijk en provincies uitgevoerd. De provincies kijken uit naar de uitkomsten en de bespreking hiervan dit jaar.

Bezuiniging van 200 miljoen euro op SPUK’s

Provincies en gemeenten ontvangen SPUK’s om specifieke taken uit te voeren, maar moeten daarover uitgebreide verantwoording afleggen aan het Rijk. De wildgroei aan SPUK’s (van 16 naar 154) zorgt voor hoge administratieve lasten en minder beleidsvrijheid. Het kabinet erkende deze problemen en besloot om SPUK’s te schrappen en over te hevelen naar het Provinciefonds. Maar in plaats van administratieve lastenverlichting, kwam er een 10 procent bezuiniging op alle SPUK’s en blijft het merendeel van de SPUK’s gewoon in stand. Dit betekent dat provincies van 2026 tot en met 2029 dezelfde taken moeten uitvoeren met gemiddeld een korting van 50 miljoen euro per jaar, zonder te kunnen besparen op de administratieve lasten. De bezuinigingen gaan ten koste van maatschappelijke opgaven waarvoor we gezamenlijk aan de lat staan, zoals natuurherstel en klimaatmaatregelen. Provincies roepen het kabinet daarom op de bezuiniging terug te draaien en dat SPUK’s alsnog worden omgezet naar fondsuitkeringen.

Fundament op orde

Het (financiële) fundament van de decentrale overheden moet op orde zijn om als overheden gezamenlijk aan de slag te kunnen met de grote maatschappelijke opgaven. We vragen uw aandacht en inzet om dit op korte en lange termijn te waarborgen. Als onderdeel daarvan pleiten provincies voor het strikt naleven van artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet en de Uitvoeringstoets Decentrale Overheden (UDO), zodat voldoende middelen en uitvoerbaarheid zijn geborgd bij nieuwe beleidsvoornemens. Naast de memorie van toelichting, zouden deze onderzoeken, onderdeel moeten zijn van de Kamerstukken. Tot slot benadrukken de provincies de verantwoordelijkheid van het Rijk om de balans tussen taken en middelen voor de decentrale overheden te blijven bewaken. Consequente monitoring, zoals eveneens door de Eerste Kamer bepleit, is hierin een helpend instrument.

 

Inbreng in PDF