De eigen inkomsten van provincies bestaan uit de opbrengsten van de provinciale belastingen, in de vorm van provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting, en uit opbrengsten uit vermogens en dergelijke. Net als de gelden van het provinciefonds zijn de eigen inkomsten onderdeel van de algemene middelen en dus vrij besteedbaar.
De provincies zijn deels afhankelijk van inkomsten afkomstig van het Rijk, zowel in het provinciefonds als de belastingen die de provincie mag heffen. Daarnaast kan nieuwe regelgeving financiële gevolgen hebben voor provincies. Als het Rijk bijvoorbeeld beleid en bevoegdheden decentraliseert naar provincies brengt dat ook financiële gevolgen met zich mee. Daarom is het belangrijk dat het IPO, namens de provincies, om tafel zit met de rijksoverheid om de belangen van provincies te behartigen.
Op het gebied van financiën staat een aantal onderwerpen voor 2018 en verder op de agenda. Zo adviseert het IPO over de financiële aspecten van het Interbestuurlijk Programma (IBP) en Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Daarnaast vindt op korte termijn een actualisering van het verdeelmodel voor het Provinciefonds plaats ter uitvoering van de motie Veldman/Fokke, op basis van een plan van aanpak van BZK. Uiteraard is het IPO vanuit een adviserende rol hierbij nauw betroffen.
Ook worden met het Rijk afspraken gemaakt over het toegestane EMU-saldo (het gecorrigeerde begrotingssaldo van de gezamenlijke overheden) voor de periode 2019 en verder. In dit verband zullen samen met de provincies acties ondernomen worden, die noodzakelijk en gericht zijn op de monitoring en de beheersing van het EMU-saldo.
Het is wenselijk dat voor enkele fiscale thema’s in overleg met het Rijk knelpunten worden opgelost, zoals voor het BCF (het BTW compensatiefonds) en de CAO voor woningcorporaties. Over de verdere vormgeving van InvestNL zal financiële advisering vanuit het IPO plaatsvinden.
Naar aanleiding van de aanbevelingen door de commissie Depla zullen vervolgacties worden opgepakt en in 2019 verder moeten worden uitgewerkt. Het gaat dan om de evaluatie van de beleidsindicatoren BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) met de intentie voor een nieuwe collegeperiode vanaf 2019 een definitieve set van indicatoren vast te stellen. Tot slot zullen op het gebied van financieel toezicht de, mede naar aanleiding van het IBP, gekozen oplossingsrichtingen in 2019 verder moeten worden uitgewerkt.