Het onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek in opdracht van het IPO is uitgevoerd door TNO en UvA op basis van bestaande wetenschappelijke literatuur, met een breed samengestelde klankbordgroep van (inter)nationale wetenschappers. De focus lag op de atmosfeerwetenschap, de route van emissie naar depositie. Daarnaast voerde het IPO met externe hulp een brede analyse uit van de mogelijke gevolgen en juridische eisen die de Habitatrichtlijn en jurisprudentie aan een ondergrens stellen. Het IPO deed de verkenning in afstemming met het Rijk.
Het IPO constateert dat er in het wetenschappelijk onderzoek geen op louter model-/atmosfeerwetenschappelijke gronden gebaseerde ondergrens voor projectberekeningen gevonden is. De vastgestelde beperkingen van het model leveren volgens de onderzoekers geen onderbouwing voor een ondergrens, omdat de beperkingen niet afhankelijk zijn van de grootte van de stik-stofbijdrage, maar van de precieze lokale omstandigheden waar de bijdrage plaatsvindt. Het is volgens de onderzoekers in algemene zin wel aannemelijk dat er een ondergrens moet zijn, maar om die statistisch te kunnen onderbouwen zijn momenteel onvoldoende meetgegevens voorhanden.
Daarmee is er nog geen alternatief voor de huidige toestemmingverlening op basis van depositieberekeningen met AERIUS Calculator en de huidige ondergrens van 0,005 mol/ha/jaar. Een (hogere) ondergrens is zodoende nu ook nog geen (mogelijke) oplossing voor de PAS-melders, terwijl een oplossing voor deze nijpende problematiek volgens de provincies snel nodig is.
Wel bevat de wetenschappelijke rapportage een bevestiging van de eerder door de Commissie Hordijk geconstateerde schijnzekerheid bij toestemmingverlening als gevolg van de huidige (lage) ondergrens van 0,005 mol/ha/jaar. Voor het verkleinen van deze schijnzekerheid heeft het onderzoekstraject meerdere aangrijpingspunten opgeleverd.
Het IPO adviseert de minister om deze aangrijpingspunten spoedig en voortvarend samen met de provincies op te pakken. In het bijzonder een breder dan alleen model-/atmosfeerwetenschappelijke vervolgverkenning die op basis van een expertoordeel binnen afzienbare tijd tot een (hogere) ondergrens zou kunnen leiden. De provincies willen, mede in het belang van de PAS-melders, tegelijk ook samen met de minister kijken naar het alternatief van een beleidsmatige drempelwaarde, zoals opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord.